Karel Wakker (SRON) pleit voor nieuwe Nederlandse wetenschappelijke satelliet (17 maart 2006, nummer 4)

Klik hier voor het artikel: Karel_Wakker

 

tekst erwin van den brink

satelliet_Xeus-ESA
satelliet_Xeus-ESA

 

SRON WIL NEDERLANDSE WETENSCHAPPELIJKE SATELLIET

 

Holland draait

een rondje mee

 

 

 

‘Goed voor de industrie, goed voor de Nederlandse wetenschap en ook nog eens goed voor de ESA.’ Prof.dr.ir. Karel Wakker, directeur SRON Netherlands Institute for Space Research, zou dolgraag een Nederlandse wetenschappelijke satelliet bouwen.

 

De eerste bemande vlucht naar de maan was een enorme oppepper voor technologie en industrie. Veel Amerikaanse jongeren kregen interesse in ruimtevaart en kozen een technisch of wetenschappelijk beroep. Wandelen op de maan was een doel zonder direct aanwijsbaar nut, maar in indirecte zin was het project gunstig voor de kenniseconomie.

Een dergelijk effect is ook in Nederland mogelijk als we in vervolg op de Astronomische Nederlandse Satelliet ANS (1974) en de Infra Rood Astronomische Satelliet IRAS (1983) een wetenschappelijke satelliet zouden bouwen. Voor de industrie is dat een uitdagend doel en voor het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek een grote stimulans, vindt prof.dr.ir. Karel Wakker, directeur van SRON Netherlands Institute for Space Research in Utrecht. ‘Maar SRON kan dit niet alleen. Daarvoor hebben we Dutch Space en TNO nodig.’

 

BEOORDELING

De moderne sterrenkunde vereist zeer geavanceerde technologie. Nederland is daar behoorlijk goed in, getuige de excellente beoordeling die een commissie, ingesteld door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en bestaande uit wetenschappers uit de hele wereld, het SRON laatst heeft gegeven.

Het instituut, gelegen op de Utrechtse Universiteitscampus De Uithof, is goed in het vanuit satellieten waarnemen van straling die voor onze ogen onzichtbaar is, maar die boordevol astrofysische informatie zit. Het gaat hier vooral om hoog-energetische röntgenstraling of laag-energetische infrarood- en submillimeterstraling. Verder geldt natuurlijk dat hoe dieper de onderzoekers in het heelal willen kijken, des te gevoeliger de waarnemingsapparatuur moet zijn.

Deze technologie is volgens Wakker, tevens hoogleraar Astrodynamica en Geodynamica aan de TU Delft, anders dan die in operationele aardobservatie- en communicatiesatellieten zit. Dat is degelijke, bewezen technologie waarvan we weten hoe die zich in de ruimte gedraagt. De waarnemingsapparatuur van SRON berust op nieuwe concepten en gaat altijd voor het eerst de ruimte in. De komende jaren richten de Utrechtse onderzoekers zich op X-ray Evolving Universe Spectroscopy (XEUS), een nieuwe röntgensatelliet die momenteel bij het Europese ruimtevaartagentschap ESA in studie is en die omstreeks 2018 de ruimte in gaat. Het project kost ongeveer 800 miljoen euro.

 

TESTPLATFORM

De Nederlandse satelliet die Wakker voor ogen heeft, zou een testplatform moeten worden voor de sensoren die SRON voor XEUS wil bouwen. De kunstmaan zou binnen een jaar of vijf als voorloper de ruimte in moeten gaan, waarmee de mogelijkheid bestaat de apparatuur te testen en te vervolmaken. Een dergelijk project vergroot de kans voor Nederland enorm om binnen het ESA-project een leidende rol te spelen in het ontwikkelen van apparatuur waar ze bij SRON sterk in zijn, meent Wakker.

Het testplatform, dat voorlopig Netherlands Explorer of the cosmic Web (NEW) is genoemd, kost ongeveer 150 miljoen euro. De Nederlandse industrie zou minimaal de helft van het werk voor zijn rekening moeten nemen. Voor de geavanceerde sensoren is ook een ultramoderne satelliet nodig, die Dutch Space zou kunnen bouwen. De ruimtevaartonderneming kan dan ervaring opdoen, want vroeg of laat vindt de technologie van wetenschappelijke satellieten zijn weg naar operationele kunstmanen voor aardobservatie, communicatie en navigatie. Wakker: ‘Het is dus goed voor de industrie, goed voor de Nederlandse wetenschap en ook nog eens goed voor ESA die gewoon een beter beproefde XEUS krijgt.’

De overheid moet wel met het benodigde geld over de brug komen. Wat dat betreft heeft ruimteonderzoek het politieke en economische tij mee. Tijdens de recente conferentie van ESA-ministers hebben de Nederlandse bewindslieden Brinkhorst en Van der Hoeven een belangrijke aanjagende rol gespeeld bij het ruimhartig budgetteren van een goed meerjarenprogramma van de Europese ruimtevaartorganisatie. Beiden hebben zich ook zeer positief uitgesproken over ruimteonderzoek. Nu het economisch beter gaat, komt er ook wat meer ‘kennisgeld’ beschikbaar. Alom heerst het besef dat investeren in kennis en onderwijs noodzaak is. Een nieuwe Nederlandse satelliet zou de mascotte kunnen zijn van de kenniseconomie.

 

 

 

(QUOTE)

 

SRON richt zich de komende jaren op X-ray Evolving Universe Spectroscopy

 

 

(foto)

 

Een impressie van de XEUS-telescoop, die röntgenstraling waarneemt.

 

ILLUSTRATIE ESA

 

 

Marktwerking per decreet werkt niet (14 maart 2006 FD Optiek)

De Franse regering staat niet toe dat het energiebedrijf Suez in Italiaanse handen komt en laat het daarom zo snel mogelijk fuseren met Gaz de France. De Spaanse regering probeert bij wet de overname van Endesa door het Duitse Eon te voorkomen. Energievoorziening is namelijk nationaal belang. Opeens beginnen nu Nederlandse parlementariërs zich zorgen te maken over de leveringszekerheid die de inmiddels geprivatiseerde nutsbedrijven bieden. Geprivatiseerd betekent namelijk overgenomen kunnen worden door een buitenlandse gigant.

 

Die huiver komt wat laat. Die hele privatiseringsdrang komt mij overigens voor als een soort stalinistisch kapitalisme. Zoals het stalinisme alle heil verwachtte van de staat, zo verwacht het stalinistisch kapitalisme dat van de markt. Het stalinistisch kapitalisme is net als het stalinisme een ideologie die zich bedient van quasi-wetenschappelijke methoden. Dat werkt rampzalig uit. De Europese commissarissen zijn net als de volkscommissarissen uit Stalins Sovjetunie politieke bureaucraten die bezig zijn met hun centralistische besturing van de interne markt.

 

Marktwerking valt nu eenmaal niet per Europese richtlijn of met welke oekaze dan ook op te leggen. Om in een sector marktwerking (terug) te brengen is technologische dynamiek nodig die de markt verruimt en zo het instappen van nieuwe partijen vergemakkelijkt. De energiesector kenmerkt zich door technologische stilstand evenals het spoor waar de privatisering schromelijk is mislukt: de politiek bemoeit zich er meer dan ooit mee

 

Laat ik een ander voorbeeld noemen. Waarom is de privatisering van de telefonie wel gelukt? Net als bij de NS was ook hier aanvankelijk een hoop heisa over de toetreding van nieuwe concurrerende partijen tot de bestaande infrastructuur, het vaste lijnennet. Echter, dit probleem heeft zich opgelost doordat zich een nieuwe technologie aandiende: de mobiele telefonie. Die nieuwe infrastructuur die explosief groeit maakt het gemakkelijker voor concurrenten van KPN in de markt te stappen.

 

In de jaren rond de Tweede Wereldoorlog werden trams en buurtspoorwegen verdrongen door de opkomst van particuliere autobusdiensten. De bus was een nieuwe vervoerstechniek die gebruik maakte van een nieuwe infrastructuur, het snel uidijende (snel-)wegennet. Dat creëerde ruimte voor nieuw particulier initiatief naast het spoor. De openbare weg is gemakkelijker te delen door vele (particuliere) gebruikers dan het spoor. In het systeem heerst in principe geen schaarste zodat de overheid niet regulerend hoeft op te treden in het wel of niet toelaten van vervoerders. Hier gold dat technologische vernieuwing de markt verruimde en daardoor marktwerking mogelijk maakte.

 

Ook in de radio- en televisiewereld zie je dat. Door de opkomst van breedbandinternet is het mogelijk radio en televisie te verpreiden buiten de door de overheid gecontroleerde omroepkanalen om. Die verruiming van mogelijkheden leidt tot een explosie van nieuw particulier initiatief. Notabene KPN, het voormalige staatstelefoonbedrijf dat is geprivatiseerd, begeeft zich in de vrije markt van het verspreiden van televisie-inhoud via Internet en het mobiele telefoonnet. De oude omroepkanalen maken gebruik van de ‘ether’ de FM en de VHF/UHF-band waarin schaarste domineert en derhalve de overheid regulerend dient op te treden met een Agentschap Telecom en een Commissariaat van de Media, een anachronistische goede-smaak-politie. Op die overheidsbemoeienis is het oude omroepbestel gebaseerd dat nu zijn langste tijd heeft gehad. Ook hier geldt dat technologische vernieuwing de markt verruimt en daardoor marktwerking mogelijk maakt. Alleen als die niet is opgelegd, dan lukt het.

 

Daarom denk ik ook dat de privatisering van de energievoorziening ons niet veel heil gaat brengen als er niets verandert aan de technologie. Er moet net als met het wegennet en het mobiele telefoonnet een nieuwe parallelle infrastructuur komen waarop nieuwe aanbieders zich vrijelijk kunnen ontplooien als concurrent en alternatief voor de huidige energieaanbieders.

 

Erwin van den Brink,

Hoofdredacteur van het technologietijdschrift De Ingenieur

 

Overspannen risicoperceptie houdt kernenergie tegen (3 2006)

 

energie - kernenergieMrt 2006 NWT

 

Overspannen risicoperceptie houdt kernenergie tegen

 

De welvarende, westerse wereld leidt aan een overspannen risicoperceptie. Wij leven in de historisch unieke situatie dat we al decennia vrij zijn van oorlogen, grote plagen, kortom existentiële crises. Voor Nederland kwam daar nog bij, dat wij vooral dankzij onze enorme Groningse gasbel zo hoog van de toren konden blazen tegen kernenergie. Alle buurlanden zagen zich daarentegen wel genoodzaakt om tientallen kerncentrales te bouwen. Vrijwel geen Nederlander beseft – of wil weten – dat kernenergie 35% van de Europese stroom opwekt, waarvan Nederland aanzienlijke hoeveelheden importeert.

Wie bereid was rationeel na te denken over energievoorziening, besefte al lang voor de verkapte chantage van het Russische staatshoofd Poetin met de gasleveranties, dat de risicoperceptie ten aanzien van kernenergie aan het schuiven zou gaan, omdat de bodem van de olieput langzaam in zicht komt en vooral: omdat onze gasbel opraakt.

De prijs die de vorige coalitie van SPD en Groenen in Duitsland heeft betaald voor het besluit om alle kerncentrales te sluiten is afhankelijkheid van Russisch aardgas. De nieuwe Duitse regeringscoalitie van CDU en FDP begint al op die schreden terug te keren.

Bijna had staatssecretaris Van Geel (CDA) van milieu ons het gras voor de voeten weggemaaid, toen hij op 12 februari in het televisieprogramma Buitenhof voorzichtig pleitte voor kernenergie. Ons Deltaplan Kernenergie was toen al gemaakt, zonder rekening te houden met de ideologische blikvernauwing die in Nederland voor elke politicus de grenzen van de discussie rond kernenergie trekt. Het argument dat kernenergie helpt de uitstoot van het broeikasgas CO2 te verminderen en zo een klimaatcatastrofe afwendt, kwam politiek werkelijk als geroepen. Zo levert al dat klimaatonderzoek toch nog wat nuttigs op: een alibi dat de politieke pijn bij links verzacht. Het CDA sloot kernenergie sinds enige tijd niet meer uit en de VVD was al hartgrondig vóór.

Het is buitengewoon ironisch dat de staatssecretaris van milieu nu voorstander van kernenergie in Nederland is, terwijl de minister van energie (Brinkhorst, D66) tegen is. Enkele dagen later presenteerde Van Geel een rapport van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) en het Nationaal Milieuplanbureau (NMP) die de doelstelling voor broeikasgas-reductie hebben doorgerekend en stellen dat die het minste kost als je meer kernenergie inzet. ECN en het NMP kozen zelfs voor dezelfde drie reactor-lokaties die wij in het Deltaplan ook aanwijzen: Borsele, de Tweede Maasvlakte en bij Delfzijl. Echter, hier en daar een extra ‘Borssele’ van een paar honderd megawatt maakt geen wezenlijk verschil; reeël zou zijn om op die drie plekken een cluster neer te zetten van vier EPR-centrales van elk 1600 megawatt.

Dat is in de politieke verhoudingen van dit moment onhaalbaar, hoewel het niet méér voorstelt dan het gelijktrekken van onze energiemix met landen als Belgie en Frankrijk, waarop Nederland in feite veertig jaar achterloopt. Waar het op neerkomt is dat kernenergie zijn veiligheid ruimschoots heeft bewezen. In geen van de tweehonderd Europese centrales heeft zich ooit een ernstig stralingsongeluk voorgedaan. De bijna-ramp in de Amerikaanse centrale bij Harrisburg en de ontploffing van een centrale bij Tsjernobyl in de toenmalige Sovjetunie waren allebei te wijten aan verouderde reactorconcepten en aan slechte publieke controle – dat is langzamerhand geen argument meer tegen kernenergie, maar een reden om ons te herbezinnen op de privatisering van de energiebedrijven.

 

Erwin van den Brink

hoofdredacteur

evdbrink@vug.nl