PROF.DR.IR. LOUISE FRESCO NEEMT STELLING TEGEN DOEMDENKEN ‘We zien alleen nog maar bedreigingen’

fresco2

 

46_49_ING18_Interview

Het Interview

 

 

tekst erwin van den brink

foto’s jordi huisman: www.jordihuisman.nl

 

PROF.DR.IR. LOUISE FRESCO NEEMT STELLING TEGEN DOEMDENKEN

 

‘We zien alleen nog maar bedreigingen’

 

De opvattingen van prof.dr.ir. Louise Fresco, hoogleraar Duurzame Ontwikkeling aan de Universiteit van Amsterdam, gaan in tegen de heersende opvattingen van de hoogopgeleide urbane elite in het Westen ten aanzien van duurzaamheid. ‘Door de nadruk te leggen op de risico’s van genetische modificatie, die beheersbaar en overzienbaar zijn, ontzeggen wij de rest van de wereld een technologie, terwijl wij destijds onze landbouwrevolutie ook hebben vormgegeven met nieuwe technologie.’

 

De hamburger is in feite een mooie innovatie. Hij laat zien hoe doelmatig wij met ons slachtvee omgaan. In de hamburger zitten namelijk alle slachtresten die wij liever niet zien, maar waarmee niets mis is. Prof.dr.ir. Louise O. Fresco, hoogleraar Duurzame Ontwikkeling aan de Universiteit van Amsterdam, grossiert graag in dit soort tegenintuïtieve observaties en neemt het op voor het als junkfood verguisde volksvoedsel in haar boek Hamburgers in het paradijs. Voedsel in tijden van schaarste en overvloed. ‘Het percentage van de wereldbevolking dat honger lijdt, is nu lager dan ooit’, stelt zij daarin.

Wij mensen kunnen niet eens helemaal zonder vlees, hield zij Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren voor in een uitzending van het televisieprogramma Buitenhof. ‘De realiteit is dat zes miljard mensen dierlijke eiwitten nodig hebben, dat sojaproducten niet dezelfde voedingswaarde hebben en dat veel landbouwareaal voor niets anders geschikt is dan veeteelt. We danken onze evolutie aan vlees. We krijgen er meer ijzer door binnen. We moeten onze vleesconsumptie wel matigen en werken aan vleesvervangers , maar ik heb 2,5 miljoen jaar voedingspatroon goed geanalyseerd en vleesconsumptie is niet zomaar even per politiek decreet te schrappen.’ Dat is ook niet nodig, want we lopen niet tegen onze ecologische grenzen aan, stelt Fresco. ‘Met het beschikbare landbouwareaal kan iedereen worden gevoed met voldoende plantaardige en dierlijke eiwitten.’

En zo zijn er nog meer stellingen van Fresco die ingaan tegen de heersende opvattingen onder de hoogopgeleide urbane elite in het Westen ten aanzien van duurzaamheid. Zo’n salmonellabacterie in zalm die onlangs drie bejaarden mensen het leven kostte, bijvoorbeeld is volgens haar ook te zien als ‘een succes van de controle over de voedselketen, want in 99,99 % van de gevallen gaat het wel goed’. Zulke dingen kunnen gebeuren als voedsel de halve wereld over wordt gesleept – vangen in Canada, verwerken in Griekenland en verkopen in Nederland. ‘Voedsel dichtbij huis produceren, daar ben ik helemaal voor, maar het is een illusie te denken dat we Amsterdam vanuit Noord-Holland van voedsel kunnen voorzien. Dat kan nu niet, maar dat kon vierhonderd jaar geleden ook al niet. Veenweide is namelijk ongeschikt voor akkerbouw, om maar eens iets te noemen.’

‘De kleinschalige tegenbeweging is te begrijpen vanuit de steeds meer verstedelijkte en grootschalige samenleving’, vervolgt Fresco, ‘maar deze is gebaseerd op een misvatting en veroordeelt de mensheid tot armoede. Het met passie gebakken ambachtelijke meergranenbrood van de warme bakker gaat de groeiende wereldbevolking echt niet voeden. Het industriële fabrieksbrood heeft de wereld veranderd. Dankzij de industriële voedselproductie hoeven massa’s mensen zich niet meer elke dag af te vragen hoe ze aan eten komen.’

Daarmee komt ze bij de cassave, een wortel die het basisvoedsel vormt voor ontelbare mensen op het zuidelijk halfrond en waar het voor de landbouwkundig ingenieur Fresco allemaal mee begon. De makke van de cassave is dat het geen bloeiende plant is, zodat conventionele gewasveredeling, die de westerse mens zo veel zegeningen heeft gebracht, niet tot de mogelijkheden behoort om het gewas te beschermen tegen nieuwe ziektes. Hier kan de door het politiek correcte volksdeel in het Westen verguisde gentechnologie uitkomst bieden. Fresco aarzelt dan ook niet om ook deze kat de bel aan te binden. ‘Door zo de nadruk te leggen op de risico’s van genetische modificatie, die beheersbaar en overzienbaar zijn, willen wij de rest van de wereld een technologie ontzeggen, terwijl wij destijds onze landbouwrevolutie ook hebben vormgegeven met nieuwe technologie.’

Technologie toen en nu is in essentie hetzelfde: een afweging van risico’s en mogelijkheden. Waarom de rest de wetenschappelijke vooruitgaan misgunnen waarvan wij konden profiteren? ‘Historisch gezien hebben wij het hier ondanks de huidige economische malaise beter dan ooit, maar we zien alleen nog maar bedreigingen. Een paar weken geleden opperde ik in mijn column in NRC Handelsblad ook voorzichtig om na te denken over kernenergie en direct reageerden mensen daar heel boos op. Dezelfde lichtgeraaktheid is te zien bij biotechnologie. De debatten hierover zijn gepolitiseerd en gepolariseerd. Het succes van mijn boek (vier drukken binnen een maand, red.) laat echter zien dat er toch behoefte is aan nuance. En the devil is in the detail: cassave is alleen te verbeteren via gentechnologie. Dat komt neer op armoedebestrijding en wie kan daar tegen zijn?’

 

MODELLEN

‘Ik wilde scherp stelling nemen tegen het algemene doemdenken’, vervolgt Fresco. ‘Veel doem stijgt op uit prognoses van bijvoorbeeld klimaatmodellen, maar veel van die modellen gaan voorbij aan hun oorspronkelijke doel, namelijk verkenning. Ze gaan in werkelijkheid over mogelijke uitkomsten en zijn zelden voorspellend. En een model is niets zonder validatie en dat is fundamenteel onmogelijk bij sommige vormen van klimaatonderzoek. Als het over de aarde als geheel gaat, is het niet mogelijk onafhankelijk te valideren, want er bestaat geen andere set gegevens dan die waarop het model is gebaseerd. Daarom extrapoleren veel doemdenkers lineair: bij ongewijzigd beleid, ‘als we op de huidige voet doorgaan’, dan loopt het spaak. Maar zo gaat het niet. De geschiedenis heeft ons geleerd dat de mensheid nooit ‘op de huidige voet’ doorgaat. Dat komt doordat we leren van onze fouten. Waarom zouden we ineens gestopt zijn met leren? Waarom zouden we opeens niet meer mogen verwachten dat we oplossingen zullen vinden voor de problemen waarmee we worstelen? Ik was gechoqueerd toen ik laatst weer zo’n ‘hel en verdoemenis’-rapport van het United Nations Environment Program zag, uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en betaald door de Nederlandse overheid. Vooruit, het is goed om ons misschien te laten schrikken, maar erg behulpzaam bij het vinden van oplossingen is het niet. Als je die lijn achteruit zou trekken in plaats van vooruit, dan hadden we nu geen internet, geen mobiele telefonie en geen hybrideauto, want dat werd veertig jaar geleden allemaal niet voorzien. En zo werd schaliegas vijf jaar geleden nog niet eens voorzien.’

‘Die grondstoffencrisis zie ik nou typisch als een probleem dat oplosbaar is in plaats van een onafwendbare schaarste’, laat Fresco weten. ‘We gaan gewoon veel meer doen aan het sluiten van materiaalkringlopen en nieuwe materialen ontwikkelen. Ik wil niet zeggen dat het er op stel en sprong komt, maar de situatie is allerminst hopeloos.’

Maar het omgekeerde is natuurlijk ook waar: er is geen garantie dat we al die kennis krijgen. ‘Daarom moet de overheid vooral de juiste voorwaarden creëren. Mijn favoriete voorbeeld is dat we naar een belastingstelsel moeten dat energie- en grondstoffengebruik belast in plaats van arbeid.’

Voor alle technologische innovaties, ‘moet je uit je denkraam breken en dat is iets wat ingenieurs goed kunnen, omdat ze vaak niet worden gehinderd door maatschappelijke conventies. Ingenieurs zouden veel meer met conceptuele vergezichten moeten komen. Een vergezicht is ook een manier van modelleren, van verkennen.’ Maar waarom doen ingenieurs dat niet? ‘Toen ik hoogleraar werd in Wageningen – nog niet zo heel lang geleden – is het me zelfs echt afgeraden om in de media te publiceren. Dat zou onze reputatie geen goed doen. Ik geloof dat wij als ingenieurs de collectieve fout hebben gemaakt veel te weinig te communiceren met de samenleving.’

De enorme hoeveelheid voor iedereen direct beschikbare informatie is geen onverdeelde zegen. Mensen verzuipen er in en het eind van het liedje is dat ze gewoon middels cherrypicking hun eigen wereldbeeld uit de informatieoverload samenstellen, waardoor onwetendheid slechts heeft plaatsgemaakt voor een pseudo-geïnformeerdheid. ‘Dat steeds meer mensen menen niet alleen recht te hebben op hun eigen mening, maar ook op hun eigen feiten, vind ik een zorgelijke ontwikkeling. De autoriteit van wetenschap en technologie is afgekalfd en de toon van het debat is verhard. In vergelijking met andere werelddelen, die nieuwe technologie omarmen, marginaliseert Europa zich door te blijven hangen in niet uitgevoerde hervormingen en in doemdenken, kunstmatig opgewekte angst. Dat is in elk geval duidelijk bij biotechnologie. In Azië en Latijns-Amerika tref ik veel meer optimisme ten aanzien van nieuwe technologie. En natuurlijk worden daar heus ook fouten gemaakt, want elke nieuwe technologie kent natuurlijk gevaren. Toen de auto net bestond was het een moordwapen. Er waren immers geen goede wegen, geen stoep voor de voetgangers, geen veiligheidsgordels, airbags, veiligheidskooien of kreukelzones, geen verkeerslichten. We hebben dat allemaal met vallen en opstaan moeten leren door wetgeving, technische eisen in te voeren. En zo gaat het op elk terrein van technologie.’

Maar dan zegt de tegenstander dat die vergelijking mank gaat, omdat een onveilige auto een artefact is dat overzienbare schade kan aanrichten. Maar hoe zit dat bij het blijvend genetisch veranderen van een levend organisme? ‘Van vlees van een transgene koe of een genetisch gemodificeerd sojakoekje krijg je niets, want biochemisch is daar niets anders aan. Maar ik ben er voorstander van om genetische modificatie ontzettend goed te monitoren. Wij kunnen hele goede regelgeving maken, beter misschien dan andere delen van de wereld waar ze gentechnologie heel gemakkelijk toepassen. Als wij ons buiten het debat plaatsen door gentechnologie categorisch af te wijzen, dan kunnen we ook geen rol spelen in de regelgeving waarmee we die andere landen verder kunnen helpen.’

‘Er zijn honderden miljoen Amerikanen die nu al vijftien jaar op grote schaal genetisch gemodificeerde soja en maïs eten en daar is geen enkel ziektegeval van bekend. Er is geen aanwijzing dat het risico van die consumptie groter is dan het risico van consumptie van conventionele producten.’ Is niet het onderliggende probleem dat wij in de westerse wereld verleerd zijn om met risico’s om te gaan? ‘Dat is zeker zo, maar het gaat dan over verschillende risico’s. Er is een risico voor de menselijke gezondheid, waarvoor op dit moment dus geen aanwijzingen zijn – al is dat nooit bewijs van het tegendeel. Er bestaat wel een risico voor het ecosysteem. Dat is al veel ingewikkelder, want dat gaat over veel meer organismen. De mogelijke effecten op het bodemleven zijn wel een factor om naar te kijken. Maar risico is in het algemeen nooit helemaal uit te sluiten.’

Ten langen leste, meent Fresco, is er ook zoiets als het noodlot. Een mens kan ook gewoon een keer pech hebben, een ziekte krijgen of een ongeluk. Er is niet een soort recht op vrijwaring van pech in het leven, alhoewel we inmiddels leven in een soort aansprakelijkheidscultuur die ons voorhoudt dat we altijd iets of iemand moet voor onze pech kunnen laten opdraaien. Dichter bij het paradijs dan technologie ons tot dusver heeft gebracht, zullen wij vooralsnog niet komen.

www.louiseofresco.com

LOUISE O. FRESCO: HAMBURGERS IN HET PARADIJS. VOEDSEL IN TIJDEN VAN SCHAARSTE EN OVERVLOED • BERT BAKKER • 528 BLZ. • € 24,95 • ISBN 978 90 351 3713 4

 

 

KENGEGEVENS

NAAM

Louise Fresco

LEEFTIJD

60

TITEL

prof.dr.ir.

OPLEIDING

Landbouwkunde, Wageningen Universiteit

FUNCTIE

hoogleraar Duurzame Ontwikkeling Universiteit van Amsterdam, romanschrijver, publicist, spreker, lid KNAW en buitenlandse lid academies van Frankrijk, Spanje en Zweden, kroonlid SER

 

 

(BEELDMATERIAAL)

 

(fresco2.jpg)

 

(fresco3.jpg)

 

 

(QUOTES)

 

‘Het percentage van de wereldbevolking dat honger lijdt, is lager dan ooit’

 

‘Ingenieurs hebben de collectieve fout gemaakt veel te weinig te communiceren met de samenleving’

 

‘De grondstoffencrisis is typisch een probleem dat oplosbaar is in plaats van een onafwendbare schaarste’

GERT-JAN KRAMER (FUGRO) HEEFT HARD HOOFD IN KLIMAATBELEID: ‘Energie en grondstoffen raken niet op’

 

 

kramer2 kopie

 

46_49_ING09_Interview

 

[STEMPEL SPECIAL INGENIEURSBUREAUS]

 

 

Het Interview

 

 

tekst erwin van den brink

foto’s jordi huisman: www.jordihuisman.nl

 

 

 

  1. GERT-JAN KRAMER HEEFT HARD HOOFD IN KLIMAATBELEID

 

‘Energie en grondstoffen raken niet op’

 

Er is nog voor een zeer lange periode olie beschikbaar, stelt ir. Gert-Jan Kramer, de voormalige president-directeur van ingenieursbureau Fugro. De bodemonderzoeker startte dit jaar vijftig jaar geleden als Ingenieursbureau voor Funderingstechniek en Grondmechanica. ‘We vinden nu olie op allerlei plekken waarvan, toen ik begon, met zeker wist dat daar geen olie zat. Bovendien is van het hele aardoppervlak nog maar een klein deel onderzocht.’

 

Het is de maandag na het weekeinde waarin het Catshuisoverleg tussen VVD, CDA en PVV over ingrijpende bezuinigingen, op de valreep van een akkoord, door de PVV werd afgebroken. Ir. Gert-Jan Kramer, de voormalige president-directeur van ingenieursbureau Fugro, kan er maar niet over uit. ‘Dit is zelfmoord’, stelt hij. ‘Het is economische zelfmoord van Nederland, dat hiermee zijn reputatie van financiële degelijkheid om zeep dreigt te brengen.’ Het is volgens Kramer, sinds eind vorig jaar erelid van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs KIVI NIRIA, niet de manier om een crisis het hoofd te bieden. En hij heeft enig recht van spreken, want toen Fugro in 1986 door de gedaalde olieprijs op het randje van faillissement verkeerde, stak hij eigen geld in het bedrijf.

Toen Kramer begin 1983 directeur werd, had Fugro een omzet van zo’n 35 miljoen euro. Nu is het een van de grootste contractors in de offshore olie- en gasindustrie. Het bedrijf levert diensten gedurende de hele levenscyclus van een olie- of gasveld, vanaf het eerste seismische onderzoek tot het moment dat de putten worden gesloten en de installaties afgebroken. Het bekendste specialisme van Fugro, dat dit jaar vijftig jaar geleden startte als Ingenieursbureau voor Funderingstechniek en Grondmechanica, is ‘in de aarde kijken’, zowel op zee als op land. De 35 miljoen euro omzet per jaar is inmiddels gegroeid tot 2,577 miljard. Er werken zo’n 14 000 mensen, verdeeld over 282 kantoren in meer dan 50 landen. Het bedrijf beheert satellieten en heeft een vloot van 60 speciaal gebouwde vliegtuigen propvol geavanceerde meetapparatuur, die vanuit de lucht naar olie en gas speuren. Ook beschikt het over 70 schepen, 27 laboratoria, 29 hefeilanden, acht AUV’s (autonomous underwater vehicles) en 151 ROV’s (remote operated vehicles), in feite een soort onbemande minionderzeeërs die zo specialistisch zijn dat Fugro ze zelf bouwt. Fugro en Kramer zijn dus van ver gekomen.

Het begon in 1960 met een studie Weg- en Waterbouw in Delft. Waarom hij die studie koos, weet Kramer eigenlijk niet eens precies. ‘Wij woonden in Heemstede en ik deed gymnasium in Haarlem. Klasgenoten gingen hoofdzakelijk naar Amsterdam en Leiden. Ik had aanleg voor wis- en natuurkunde en ben daarom naar Delft gegaan. Ik kom uit een familie van bloembollentelers, uit de kuststreek rond Haarlem, Heemstede en Hillegom. Ik had wel iets met het strand en de zee, dus vandaar Weg- en Waterbouw. Ik heb daar niet diep over nagedacht. Studievoorlichting bestond in die tijd ook nauwelijks.’

Na zijn afstuderen werkte Kramer eerst zes maanden bij ‘de Waterstaat’, totdat in 1966 de militaire dienstplicht riep. Die volbracht hij bij de Koninklijke Marine, die hem in aanraking bracht met het vakgebied van de hydrografie. ‘Ik heb toen twee jaar veel gevaren, instrumenten ontwikkeld en getijdenmetingen gedaan. De zee is sindsdien voor mij niet vreemd meer. Het zeemanschap heb ik van de marine meegekregen.’

Hydrografische kennis en zijn zeebenen zouden Kramer later nog zeer van pas komen, maar eerst ging hij na zijn diensttijd in 1968 aan de slag in de weg- en waterbouw, bij Koninklijke Adriaan Volker. Het werk behelsde onder meer het leren uitvoeren van opdrachten en later het aannemen en uitvoeren van havenbouw en baggerwerk. ‘Eerst ging je een jaar in opleiding en daarna werd je met een schip en mensen op pad gestuurd om het beste te maken van een opdracht.’ Kramer bewaart goede herinneringen aan de bouw van een vissershaven in Zuidwest-Afrika, nu Namibië. ‘Ik ben er laatst teruggeweest en die haven ligt er na veertig jaar nog keurig bij.’

Na vervolgens enkele jaren voor het baggerbedrijf Broekhoven in Pakistan en Indonesië te hebben gewerkt vond Kramer begin 1983 zijn bestemming: IHC Caland (tegenwoordig bekend als SBM OffShore), grootaandeelhouder van het in zwaar weer verkerende Fugro, vroeg Kramer directeur te worden. IHC Caland had de aandelen Fugro overgenomen van bouwbedrijf Nederhorst, dat in de problemen was geraakt. Ook met de andere aandeelhouder, de Heidemaatschappij, ging het op dat moment bergafwaarts. ‘Ik trof in 1983 een klassiek ingenieursbureau aan, gericht op offshore olie en gas. De activiteiten in Nederland op het land waren bescheiden, omdat Grondmechanica Delft, een overheidsinstituut dat nu is opgegaan in Deltares, die markt beheerste. Tegen zo’n monopoliepositie moet je niet vechten, want daar schiet je geen bal mee op.’

Fugro had het in 1983 heel moeilijk, laat Kramer weten. ‘Het voormalige management was door aandeelhouder IHC Caland weggestuurd en er werden lage salarissen betaald. Er was nooit geld voor dividend en bonusbetalingen en we konden de bank nauwelijks betalen. Maar we hadden hoogwaardige techniek in huis: alle grote installaties in de Noordzee zijn gebouwd met behulp van informatie die wij hebben vergaard. Aan land deden we veel bodemsonderingen ten behoeve van heien en het aanleggen van bouwputten. Fugro heeft het elektrisch sonderen uitgevonden; dat is een wereldstandaard geworden.’ Fugro had destijds kleine kantoortjes in het Midden-Oosten, Houston en Singapore en een groter kantoor in Engeland, dat moest inkrimpen van zestig naar dertig man. ‘In de VS stortte de gasmarkt in 1981-1982 totaal in. In 1984 en 1985 herstelde die enigszins, maar in 1986 hebben we een enorme klap gekregen die bijna fataal was. Olie deed toen minder dan tien dollar per vat’

‘In zo’n situatie moet je de stoute schoenen aantrekken’, stelt Kramer. Fugro benaderde zijn grootste concurrent, het Amerikaanse McClelland, voor een fusie die uiteindelijk een overname werd omdat McClelland er beroerder aan toe was dan Fugro. McClelland had overtollige mensen in dienst als partners en moest die partners uitkopen, maar had geen geld daarvoor. Kramer en de overige managers legden hutje bij mutje en het management verwierf zo 30 % van de aandelen op de waarde die de Belastingdienst had vastgesteld. Het gefuseerde bedrijf Fugro-McClelland heette weer gewoon Fugro. Kramer heeft er toen – 43 jaar, gezin, huis, hypotheek – niet wakker van gelegen. ‘Mijn vrouw en ik hadden er natuurlijk wel lang over gepraat. Om je nek uit te steken moet je weten wat je in huis hebt en gevoel hebben voor hoe de olie- en gasmarkt werkt. Als je dat gevoel niet hebt, gaat het altijd mis. Als je wel weet hoe die werkt, dan weet je dat het kunt overleven. Een opdracht die je vandaag niet krijgt omdat de olieprijs op tien dollar olie staat, krijg je morgen wel als die vijftien dollar bedraagt. De vraag is hoe je van vandaag naar morgen komt. Alle bedrijven moeten mede worden opgebouwd op een gevoel. Hoe groter het bedrijf wordt, hoe meer rede en ratio de overhand krijgen. Het op poten zetten van een bedrijf begint met een gevoel van vertrouwen, commitment. Na 1986 heb ik nog twee keer een crisis, maar ook toen hebben we geen verlies geleden.’

Sindsdien nam Fugro meer dan honderd bedrijven over. ‘Wat we altijd hebben gedaan, is wat royaal zijn met de prijs en daarmee heel goede mensen binnenhalen. Door iets meer te betalen dan de laagste prijs is iedereen redelijk tevreden te houden. Werknemers zijn dan ook bereid hun schouders eronder te zetten. Wat je nooit moet doen als nieuwe eigenaar is binnenkomen en vertellen hoe het moet – dat pakt rampzalig uit. Ik vloog er altijd naar toe om uit te leggen dat wij heel blij waren dat zij er bij kwamen, want dan konden wij van hen leren. Een en een is meer dan twee. Van de acht mensen die er in 1983 nog van Fugro USA over waren, zijn er twee met pensioen en werken er zes nog steeds voor ons.’

 

OLIEPRIJS

Een van de moeilijke markten om in te opereren is de procurement, de inkoopsystematiek van de oliemaatschappijen, vindt Kramer. ‘Terwijl oliemaatschappijen een veld dertig jaar exploiteren, een periode waarin de olieprijs enorm fluctueert, is hun investeringsbereidheid gekoppeld aan de actuele olieprijs. Twaalf jaar geleden, in 1999, was de olieprijs voor het laatst tien dollar; inmiddels ligt de prijs door de groeiende vraag vanuit India en China structureel veel hoger.’

‘Van het hele aardoppervlak is nog maar een heel klein stuk onderzocht’, geeft Kramer aan. ‘Het verhaal dat de olie bijna op is, is het meest domme ooit verteld. Er is ongetwijfeld nog voor zeer lange periode duurdere olie beschikbaar. We vinden nu olie op allerlei plekken waarvan, toen ik begon, men zeker wist dat daar geen olie zat. De stelling dat energie en grondstoffen opraken en wel morgen, vind ik onjuist. Maar zo goed mogelijk zorgen voor onze omgeving en verspilling en vervuiling tegengaan is wel een juist uitgangspunt. We subsidiëren de aanleg van windturbineparken met vijf miljard euro, terwijl we achttien miljard moeten bezuinigen. Ik denk niet dat windturbines het gaan redden. Windstroom is en blijft enorm duur en onvoorspelbaar. Ik heb veel meer vertrouwen in zonnecellen, die veel constanter stroom leveren. Die zullen op den duur een stroomprijs halen in de buurt van die van in gas- en kolencentrales opgewekte elektriciteit.’

‘In klimaatbeleid heb ik een hard hoofd. De antropogene broeikashypothese is zo abstract en onzeker. Wat snappen wij nou van de grilligheden van de zon? Milieubeleid heeft tenminste concrete resultaten opgeleverd: het milieu, onze leefomgeving, is veel schoner dan dertig, veertig jaar terug.’ Dat komt, aldus Kramer, doordat Nederland mede dankzij bedrijven als Fugro een enorm rijk land is, een land met een van de grootste pensioenspaarpotten ter wereld. Het bereiken van een begrotingsevenwicht doet Nederland veel pijn. Daar staat tegenover dat Nederland beschikt over een enorme pensioenspaarpot, daar waar in de meeste omringende landen de pensioenen, of althans het grootste gedeelte daarvan, moeten worden opgebracht door de werkenden.

En dus is het vallen van een kabinet daarover, zoals gebeurde op 21 april, een poging tot economische ‘zelfmoord’: onnodig en tragisch. Maar nadien is het parlement volgens Kramer op juiste wijze omgegaan met de financiële uitdaging, toen de drie oppositiepartijen D66, GroenLinks en ChristenUnie een bezuinigingsakkoord sloten met de coalitiepartijen VVD en CDA. ‘Complimenten aan de regering en dat deel van de oppositie hiervoor. Op tijd handelen is voor bedrijven, maar zeker ook voor landen, essentieel.’

 

 

KENGEGEVENS

NAAM

Gert-Jan Kramer

LEEFTIJD

70

TITEL

ir.

OPLEIDING

Weg- en Waterbouwkunde, TU Delft (1966)

FUNCTIE

Diverse commissariaten, onder meer bij Fugro, ASM International en Damen Shipyards, en voorzitter raad van toezicht TU Delft. Daarvoor CEO Fugro (1983-2005), directeur Buitenland Broekhoven Baggermaatschappij (1977-1983), projectmanager Koninklijke Adriaan Volker Groep (1968-1977), luitenant ter zee Hydrografische Dienst Koninklijke Marine (1967-1968) en ingenieur bij Waterloopkundige afdeling Rijkswaterstaat (1966-1967).

 

 

(BEELDMATERIAAL)

 

(kramer1.jpg)

 

(kramer3.jpg)

 

 

(QUOTES)

 

‘Windstroom is en blijft enorm duur en onvoorspelbaar’

 

‘Milieubeleid heeft tenminste concrete resultaten opgeleverd: onze leefomgeving is schoner dan dertig, veertig jaar terug’