Europees staal

Spread the love

Naar aanleiding van: https://www.bnnvara.nl/joop/artikelen/politiek-rechts-helpt-de-industrie-naar-de-gallemiezen

Tijdens de Eerste Wereldoorlog raakte Nederland beroofd van toevoer van staal. De Duitse industrie leverde alleen nog aan de eigen oorlogsindustrie, de Britten zagen Nederland als een mogelijke collaborateur met de Duitsers en weigerden staal te leveren. Dat leidde tot de oprichting van Hoogovens: Een initiatief van de overheid en de heersende zakelijke elite.

De ontmanteling van zowel linkse als rechtse dictaturen in de jaren 1970-1990 heeft niet geleid tot een stabiele liberale wereldorde maar tot een geopolitieke schaalvergroting van conflicten die in de gedigitaliseerde wereld van tegenwoordig hybride worden uitgevochten.

In deze Derde Wereldoorlog is Europa niet het centrale toneel maar de periferie en is het als ‘Europa’ op zichzelf aangewezen. Dat is omdat de EU als belangengemeenschap door zijn geopolitieke de tegenstanders is gedefinieerd als ‘Europa’. Nederland is in dit verband irrelevant. Het is gewoon onderdeel van Europa. En dat Europa moet dus zijn door dertig jaar globalisering verwaterde strategische autonomie herstellen. Dat gebeurt door middel van herindustrialisatie. Een deel van de outsourcing naar Azië van productie van spullen zal terugkomen: consumptieartikelen, energie en strategische goederen zoals staal en zeldzame aardmetalen, fijnchemie en farmacie.

Je kunt de toekomst van de staalfabriek in IJmuiden dus eigenlijk niet anders zien dan als onderdeel van de toekomst van de Europese staalindustrie. Bij het behoud van dan wel opheffen van Europese productielocaties, zouden we die vanuit Europees perspectief moeten bekijken. En dat is moeilijk omdat er altijd overal ook nationale emoties en belangen meewegen. Maar Europees geldt:

Het belang van verminderde afhankelijkheid van grondstoffen- en energie-import;

Gewenste specialisatie en het kenniskapitaal dat aanwezig is in het technologische ‘ecosysteem’ waarmee je het meest efficiënt produceert en concurreert.

De binnenlandse (dus Europese) logistiek en de internationale (intercontinentale) logistiek i.v.m. de aanvoer van grondstoffen en de afvoer van eindproduct.

Schoolplaat Uitgeverij Wolters-Noordhoff, illustratie: Riekele Prins, 1951. De Hoogovens te IJmuiden.

IJmuiden had ooit geen staalindustrie en het is dus niet ondenkbaar dat die er ooit ook niet meer zal zijn. Maar er zijn wel een aantal vestigingsfactoren waar IJmuiden niet slecht op scoort: marktspecialisatie, een goede ontsluiting zowel over zee, als via de Europese waterwegen en de nabijheid van veel windenergie. De plek dichtbij de Britse eilanden, vlakbij de grootste Europese economie (de Duitse), aan de monding van de grootste Europese rivier (de Rijn) en vlakbij de Oostzee naar Scandinavië en Baltisch Oost-Europa – al sinds de Middeleeuwen een Nederlandse handelsroute. Maar dit is geen gelopen race: Vlak ook zeker de (Atlantische) kustlocaties in Portugal en Spanje niet uit waar veel goedkope zonne-energie beschikbaar is.

Nu iets over dat stuk van de Berghuizen op ‘Joop’:

https://www.bnnvara.nl/joop/artikelen/politiek-rechts-helpt-de-industrie-naar-de-gallemiezen

De ironie wil dat niet alleen rechts maar ook links de industrie naar de gallemiezen heeft geholpen. In feite was het een socialistisch emancipatie-ideaal om de arbeiderskinderen die gedoemd waren hun leven in een vieze fabriek te slijten, de kans te geven om hogerop te komen. De Mammoetwet van 1968 die het onderwijs hervormde en onderwijssoorten bracht die veel meer op algemene vorming en ontwikkeling waren gericht, ondersteunde dat emancipatiestreven.

Ideologisch schoot het emancipatie-ideaal zo diep wortel dat mijn generatie (ik ben van 1958) werd opgevoed met het postulaat van ‘de postindustriële samenleving’. Nederland was in de jaren 1960-1980 bezig te veranderen in een diensteneconomie van louter hoofdarbeiders. Veel slimme arbeiderskinderen stroomden door naar de universiteit. Maar veel toekomstige bankwerkers (van draaibank, voor de goede orde) belandden in een spaarbank als baliemedewerker en werden daar niet per se gelukkig van.

Ik was laatst op een bijeenkomst van de Tata Academy (voorheen de Hoogovens Bedrijfsschool, LTS, MTS) waar de studenten het eerste exemplaar presenteerden van hun Formule-E skelter die rijdt op uit waterstofgas geproduceerde elektriciteit. De industrie probeert al enkele tientallen jaren met allerlei projecten kinderen te verleiden tot een ‘baan in de techniek’ en hier en daar lijkt dit aan te slaan, de laatste jaren niet in het minst door het gigantische technische vakkrachtentekort als gevolg van de pensioengolf.

Ze zijn de ‘game-generatie’ en hun gereedschap bestaat naast uit schroevendraaiers ook uit ‘gamificatie’: simulatie-software, programmeerbare elektronica, sensoren, 3D-scanners en printers, robots, e.d. Maar de essentie, waar het om draait is dat je daarmee samen iets maakt dat nuttig is of waar je samen iets leuks mee kunt doen zoals meedoen aan de Formule-E skelterrace.

Ook de leden van de eerste Hoogovens-directie, Wenckebach, Kessler en Ingen-Housz) benoemden die gemeenschapszin. Het bedrijf was niet een bedrijf van meesters en knechten, maar ‘een werkgemeenschap van mensen die zouden samenwerken’. Naast de weekkrant De Grijper, gaf Hoogovens IJmuiden jarenlang een maanblad uit dat omineus “Samen” heette.

De Koninklijke Hoogovens en Staalfabrieken waren zeker in de wederopbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog binnen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) een icoon van het Rijnlandse Model, de sociale markteconomie. Die tijdgeest begon te kantelen toen na 1975 (wat de Fransen ‘Les Trente Glorieuses’ noemen, de dertig jaar van voorspoed tussen 1945 en 1975) de Aziatische concurrentie de Europese industrie in de verdrukking bracht.

De economen van de z.g. Chicago School (de Oostenrijker Friedrich von Hayek en de Amerikaan Milton Friedman) bepleitten bevrijding van de voltooide Wederopbouweconomie uit de kluisters van overheidsregulering. In 1999 verkocht de Nederlandse staat zijn aandelenpakket in Hoogovens. De nieuwe eigenaar British Steel (Corus) ging uit van de tucht van de markt. Niet de stakeholders (de omringende samenleving en het personeel) stonden voorop maar de (Britse) aandeelhouders.

Sinds 2007 is het volledig in Indiase handen. Het lijkt erop dat de toekomst van de IJmuidense staalfabriek op dit moment aan een zijden draadje hangt. Er is een Werkgroep Zeester die er voor pleit het bedrijf weer in Nederlandse handen te brengen. Tata Steel IJmuiden heeft vergroeningsplannen klaarliggen maar die kosten veel geld en tijd. Ondertussen is ook een lokale factie actief die de fabriek vanwege de vervuiling zo snel willen laten sluiten en er wel een mooie plek ziet voor een nieuwe woonwijk.

Een tijdje terug woonde ik een bijeenkomst bij van de Ondernemers Vereniging IJmond die de gerenommeerde landschapsarchitect Adriaan Geuze had uitgenodigd zijn kijk op de regio te geven. Geuze zei dat hij de IJmond eigenlijk heel markant en interessant vindt juist omdat het die rommelige industriële bedrijvigheid heeft en niet zo’n aangeharkte Vinexwijk is die je in de rest van Nederland overal aantreft en die allemaal als twee druppels water op elkaar lijken: Saai!

Geuze lijkt mij een vrije geest die roeit tegen de stroom in van burgerlijke planologen die alles zetten op functiescheiding: Wonen hier, bedrijven daar en dan elders weer recreatie en verderop een plukje natuur. Maar alsjeblieft niks door elkaar. Het aangeharkte saaie Nederland als maat der dingen.

Ik heb er, afgezien van een vakantiebaantje, nooit gewerkt maar ik kijk met een nostalgische blik naar de hoogovens omdat ik in de IJmond ben opgegroeid en omdat ik veel over techniek en industrie heb geschreven als journalist. Industrie heeft een bepaalde aantrekkingskracht, een eigen esthetiek, schoonheid die mensen pas missen als het te laat is, als de industrie definitief uit hun leefomgeving is verdwenen.

Dus mijn advies is: Ga er gewoon eens kijken voordat het eventueel te laat is.