Alle berichten van Erwin Van den Brink

Ik ben bladenmaker. Bedenker van redactionele formats, concepten, zowel on- als off line en daarbij draait alles om hoe je mensen blijft boeien. Mijn werk begint waar dat van de communicatieadviseur ophoudt. Met 35 jaar ervaring als journalist en bijna 20 jaar ervaring als hoofdredacteur van special interesttitels in high end markten kennen story telling en branded content voor mij geen geheimen. Ik spreek de kennis binnen een bedrijf graag aan door samen een oplossing te bedenken voor een concreet maatschappelijk vraagstuk en vervat die in een meeslepend verhaal voor een breed publiek. Door maatschappelijk engagement krijgt een bedrijf authentieke free publicity en versterkt het zijn reputatie en merknaam. Voor elk communicatieprobleem bestaat een oplossing als je het maar op een originele manier benadert. Dat vraagt journalistieke inventiviteit. Dan wordt alles interessant. Saaie onderwerpen bestaan niet, hooguit gebrek aan inspiratie. Van alles valt nieuws te maken mits je er maar een verrassend licht op weet te werpen. Heb je een goed idee, dan heb je het verhaal al half af. Een brede belangstelling en goede algemene ontwikkeling geven mij het vermogen om verbanden te leggen die anderen over het hoofd zien en weet daar een pakkend verhaal van te maken. Verhalen, vertellen met passie en gedrevenheid zodat zij mensen raken, dat is wat journalistiek toevoegt aan communicatie. Mijn opiniestukken gaan over maatschappelijke kwesties waarin wetenschap en technologie een grote rol spelen. Die wereld ken ik door en door. Mijn schrijfwerk brengt strategische denkprocessen op gang die nodig zijn voor het ontwikkelen van focus, missie en visie. Dankzij mijn dagbladachtergrond en nadien door lange ervaring met titels op het gebied van wetenschap en technologie weet ik hoe je complexe thema's toegankelijk maakt zonder te verzanden in oppervlakkigheid.

ECKART WINTZEN WINDT ZICH OP OVER HET GEBREK AAN VISIE IN NEDERLAND ‘Nederland Distributieland ligt achter ons’ (2005)

 

 

eckartwintzen3
(Foto’s destijds beschikbaar gesteld door Eckart Wintzen.)

 

 

 

INGR14_15_p48_51_Interview

INGR14_15_p48_51_Interview

Het Interview

 

ECKART WINTZEN WINDT ZICH OP OVER HET GEBREK AAN VISIE IN NEDERLAND

 

‘Nederland Distributieland ligt achter ons’

 

‘Mijn kritiek is dat we dingen die gedoemd zijn te verdwijnen, instandhouden en er heel lang geld achteraan gooien.’ Eckart Wintzen, ‘chef chaos’ van management- en investeringsbedrijf Ex’tent, noemt de scheepsbouw, de textiel- en schoenenindustrie als voorbeeld en voorziet hetzelfde met ‘Nederland Distributieland’. ‘We komen juichend terug uit Lissabon met de kreet ‘Nederland Innovatieland’, maar we doen niets.’

 

Volgens Eckart Wintzen ben ik een mannetje dat alleen in zijn auto op weg is naar een ander mannetje – Wintzen in dit geval. En al die mannetjes verstoppen onze wegen. Zinloze mobiliteit waar alleen de autobranche en de olie-industrie beter van worden. Wat hem betreft gaat het gesprek over zijn videofoon. Niet dat hij een hekel heeft aan persoonlijk contact. Integendeel. Oogcontact daar gaat het om. Het euvel van de meeste beeldtelefoons is dat ze geen oogcontact hebben.

In zijn werkkamer staat op zijn bureau de Eye Catcher, Wintzens beeldtelefoon. Hij nodigt me uit er achter plaats te nemen en loopt naar een ander vertrek. Even later verschijnt hij op het scherm. Kennelijk valt het gezichtspunt van de camera die mij opneemt samen met de plek op het beeldscherm waar zich de ogen bevinden van mijn gesprekspartner en vice versa, zodat wij elkaar recht in de ogen kijken en niet op die autistische manier langs elkaar heen, wat eigen is aan normale videoconferencing. Dat soort spullen vindt Wintzen techneutentroep: technisch dik in orde, maar in het gebruik waardeloos.

Wintzen: ‘Het gebrek aan belangstelling voor ingenieursopleidingen heeft daar mee te maken. De ingenieur moet eens van zijn stoel – zijn pot – worden gerukt en ophouden om monomaan in stroompjes en mechanische dingen te denken en dingen maken waar de wereld écht behoefte aan heeft. De link naar de gammawereld ontbreekt, opleidingen zijn veel te puur technisch. Bètaprofessoren zijn over het algemeen ontzettende duffe rukkers – een enkele prachtige uitzondering daargelaten, die vaak juist van de oude stempel is. Docenten missen doorgaans de link naar de praktijk. Wij hebben in de Verenigde Staten ons College for Digital Arts. Daar mogen alleen mensen doceren die ook in het bedrijfsleven werken.’

‘De pr voor exacte studies is door de bank genomen trouwens om te huilen.’ Wintzen duikt in een kast en komt tevoorschijn met een boekje van NWO over voorbeeldige bèta’s. Portretten van kennelijke rolmodellen op een achtergrond van ruitjespapier. ‘Ruitjespapier! Ten hemelschreiend, de knulligheid ten top. Je moet de Adam Curry’s van deze wereld nemen – niet dat ik dat de absolute top vind, maar kids wel. Een geslaagde technicus is iemand in een blitse auto die in de grachtengordel werkt met zijn benen op tafel – zoiets.’

De mensen van Tomtom-routenavigatie, opper ik. ‘Ja natuurlijk! Die doen het fantastisch. Die zijn voorbij het pure informaticadenken gegaan. Tomtom is de eerste die zich heeft verdiept in hoe iemand achter het stuur denkt. Echt: klik en het werkt.’

 

CELLEN

De aanleiding voor dit gesprek is innovatie en daarvan is zowel Wintzens oogvriendelijke videoconferencing-apparaat als Tomtom een mooi voorbeeld. Van de afdeling Bedrijfskunde van KIVI Niria ontving de milieubewuste ondernemer enige tijd terug de Bedrijfskunde Achievement Award 2005 voor zijn cellenorganisatie. Ook dat was innovatie. En dat heeft hem geen windeieren gelegd.

Wintzen richtte in 1973 het Nederlandse datacommunicatiedochterbedrijf op van General Telephone. Drie jaar later nam hij dit zieltogende bedrijfje over voor tien gulden en noemde het Bureau voor Systeem Ontwikkeling. BSO werd een toonaangevend IT-bedrijf met 6000 werknemers. Om te voorkomen dat een bureaucratie nieuwe ideeën zou verstikken, voerde Wintzen de cellenstructuur in. Die is erop gericht een organisatie flexibel en slagvaardig te houden, ondanks grote omvang. Vestigingen mochten niet groter worden dan 65 medewerkers. Als dat gebeurde dan trad celdeling op en werd een nieuwe cel gecreëerd. De cellen waren zelfstandige profitcentra met een grote vrijheidsgraad, niet gedomineerd door duffe stafdiensten en dus enorm vitaal. Wel was er een duidelijke missie met daaraan gekoppeld enkele strikte standaards. BSO heeft met deze organisatievorm vele navolgers gekregen.

 

DISTRIBUTIELAND

In 1996 fuseerde BSO/Origin, zoals het bedrijf inmiddels heette, met de automatiseringsafdeling van Philips. Wintzen nam afscheid en begon het management- en investeringsbedrijf Ex’tent, dat Ben & Jerry’s ijs op de Nederlandse markt zette, onder meer deelneemt in Green Wheels en Multatuli Travel en een mediaschool in San Francisco oprichtte.

Daar zitten we nu, bij Ex’tent. En hebben het over mannetjes in auto’s onderweg naar andere mannetjes. Wat hem betreft het voorbeeld van stagnerende innovatie in Nederland, een symbool voor het gebrek aan visie, want al die mannetjes willen nog meer autowegen.

Wintzen ergert zich aan het idee-fixe dat Nederland draait op transport en mobiliteit. ‘Dat idee van Nederland Distributieland ligt achter ons. Nu is het credo dat we een kenniseconomie moeten zijn. Het komt mij dan een beetje merkwaardig voor dat de overheid 85 miljard harde euro’s reserveert voor rails en wegen en overweegt om eventueel 250 miljoen te stoppen in een garantiefonds voor aanleg van breedbandverbindingen, dat is 0,003 %!’

Dat de overheid het laat afweten is al erg genoeg. De woningbouwcorporaties barsten van het geld en willen wel, maar mogen hun reserves dan weer niet van diezelfde overheid aan breedbandaansluitingen besteden omdat dit geen ‘volkshuisvesting’ is. ‘Daar zakt toch echt je broek van af! Wat nou kenniseconomie?’

‘Mijn kritiek is dat we dingen die gedoemd zijn te verdwijnen, instandhouden en er heel lang geld achteraan blijven gooien. Kijk, de overheid moet weten waar we staan in de wereld. We hebben na de oorlog geroepen: herindustrialisatie. Scheepsbouw, textiel, schoenen. Toen kwam er een moment waarop goedkope arbeidskrachten van China, Korea en Japan een bedreiging werden voor industrieën die internationaal zijn en scheepsbouw was er daar een van. Als een arbeider hier bij wijze van spreken 15 gulden per uur kostte en in Korea 75 cent, dan moet je onder ogen zien dat dit niet meer onze industrie is. Dan moet je dat niet krampachtig overeind proberen te houden. Dat is een totaal gebrek aan visie.’

‘De wereld verandert continu en de veranderingen verlopen schoksgewijs. Philips is wél met de technologie meegegroeid. Zij hebben op tijd oude activiteiten die niet meer in Nederland thuishoren, afgestoten naar het buitenland: gloeilampen, beeldbuizen. Ondanks alle mogelijke kritiek op dit bedrijf vind ik dat ze fantastisch door deze wereldtransformaties zijn heen gekomen. Dat is voor Philips, dat een puur technologiebedrijf is, moeilijker dan voor Shell.’

 

ROTTERDAM

‘We zijn ons gaan blindstaren op het transportconcept. Maar als je helemaal niet meer met je vingers aan de goederen zélf mag zitten – wat het geval is als ze in containers worden vervoerd – wordt de toegevoegde waarde van de transportbusiness wel érg klein. Van oudsher ondergingen goederen en stukgoed allerlei waardetoevoegende bewerkingen. Als je alleen maar dozen heen en weer sleept dan moet je vervoersvolume zo groot zijn dat je heel Nederland moet asfalteren, terwijl je er dan toch weinig banen aan overhoudt. De Rotterdamse haven dankt zijn voorsprong aan zijn geografische ligging, maar dat wordt in een globaliserende wereld, waar overslag het motto is, een steeds minder belangrijke concurrentiefactor en dus zul je die haven op andere manieren interessanter moeten maken. Sneller en meer op service gericht. Daar speelt ICT een belangrijke rol in: met een breedbandnetwerk, al dan niet draadloos, is in een haven veel mogelijk.’

‘Nu zijn we eindelijk over ons ‘Nederland- Distributielandcomplex’ heen en komen we juichend terug uit Lissabon met de kreet ‘Nederland Innovatieland’. Maar we doen niets.’

Waar de overheid zich nu juist wél mee moet bemoeien is de communicatie-infrastructuur omdat die voorwaardenscheppend is. ‘Als we serieus werk willen maken van innovatie moet de volgende generatie apparatuur beschikken over een veel grotere bandbreedte. Die komt er overigens wel, dat is zeker. Dus als je mee wilt doen met iets dat in de toekomst plaatsheeft, dan moet je zorgen dat we nu meer bandbreedte krijgen. Zoals je in de jaren zestig kon zien dat laaggekwalificeerde arbeid weglekte naar Azië, zo kun je nu voorzien dat breedband nieuwe hooggekwalificeerde arbeid zal aantrekken. Je kunt dus voorzien dat het verschijnsel bandbreedtetoename heel veel nieuwe ontwikkelingen gaat geven, een wereld van nieuwe mogelijkheden openbreekt.’

‘Daarom heb ik al in 1996 voorgesteld heel Nederland te verglazen. Hadden we dat gedaan dan zouden we nu een buitengewoon interessant vestigingsland in West-Europa zijn geweest, want geen van de ons omringende landen heeft dit al. Nu lopen we met wat geluk gelijk op met andere landen. Tussen glas en koper zit een factor tienduizend tot een miljoen capaciteitsverschil. Vergeet ADSL, dat is maar, pseudobreedband. We kunnen de echte breedband-boot nog steeds halen. Nederland is een dichtbevolkt land en we zouden het dus snel voor elkaar kunnen krijgen, zeker in stedelijke gebieden. Dan ontstaan er initiatieven waar we ons nog geen voorstelling van kunnen maken, maar dat is het interessante van de toekomst. Had jij tien jaar geleden een idee van wat je nu doet met je mobieltje?’

Toch zijn de toenemende gebruiksmogelijkheden van mobiele telefonie volgens Wintzen slechts een extrapolatie van wat er al was. ‘Breedband maakt zoveel méér mogelijk. Dat is niet meer alleen extrapolatie, maar ook innovatie. Innovatie is iets écht nieuws brengen.’

 

OMROEPBESTEL

Neem nou de hele discussie over de hervorming van het omroepbestel. ‘Wat ze in Hilversum en Den Haag verstaan onder uitzenden met een zendmachtiging, de zogenoemde allocutie, is als het ware het volk vanaf de kansel toespreken. Dat is toch niet meer van deze tijd? In onze tijd gaat het om communicatie, samenspraak of dialoog. Dus niet dat oude eenrichtingverkeer, niet passief luisteren en kijken, maar interactief communiceren.’

Vroeger waren grote vermogens en kostbare installaties nodig om radio en televisie te maken. Om te voorkomen dat de krappe ether een zootje werd, regelde de overheid wie wanneer mocht uitzenden en dus ook wat mocht worden uitgezonden. Technisch gezien kan nu iedereen met een pc-tje iemand anders waar in de wereld audiovisueel bereiken zonder dat de overheid daar enige greep op heeft. ‘Als we allemaal over breedband beschikken, is die informatie ook nog eens van bioscoop- en hifi-kwaliteit, waarbij de tv in het niet zinkt. Dat is een heel andere wereld. Het omroepbestel gaat dus sowieso op zijn kop. Dus dat plan van staatssecretaris Medy van der Laan is weer zo’n Haags achterhoedegevecht om een oud bestel overeind te houden. Trouwens, ook het copyrightbestel gaat eraan. Straks kan ik met een druk op de knop een kopie van topkwaliteit van een speelfilm maken. En dan zou ik opeens crimineel zijn in mijn eigen huiskamer? Dat voelt niet goed, dus daar zullen andere regelingen voor moeten komen. Daarom zou het zo interessant zijn geweest als we in Nederland nu al breedband hadden.’

 

 

KENGEGEVENS

NAAM

Eckart J. Wintzen

LEEFTIJD

66

OPLEIDING

Wis- en natuurkunde in Leiden (niet voltooid)

FUNCTIE

Assistent wetenschappelijke toepassingen Philips Computer Industries (1965); projectleider Europees Ruimteonderzoek (ESA) (1967); directeur Computer Enterprises AG (1970); directeur GTE Information Systems Nederland (1973); oprichter/president-directeur BSO (1976); oprichter/’hoofd chaos’ Ex’tent (1996)

 

 

(QUOTES)

 

‘De pr voor exacte studies is om te huilen’

 

‘Philips is fantastisch door de wereldtansformaties heengekomen’

 

‘Vergeet ADSL, dat is pseudobreedband’

 

LIEVER KERN- DAN KOLENCENTRALES (FD Optiek, 29 juli 2005)

_epz_kerncentrale_002813a1-1-13594545271958863432
Foto: EPZ

 

LIEVER KERN- DAN KOLENCENTRALES

 

‘We hebben kernenergie nodig en zijn van plan erin te investeren en niet pas over 30 jaar’, aldus directeur David Luteijn van Delta onlangs tijdens een congres in Den Haag. Delta is een van de aandeelhouders in EPZ, het bedrijf dat de kerncentrale in Borssele exploiteert. De andere aandeelhouder is Essent.

Luteijn heeft zijn knopen geteld. De prijs van fossiele brandstoffen jojoot als een gek op en neer en breekt alle hoogterecords. De orkaan Katrina legt de olieproductie in de Golf van Mexico plat, terwijl een miljoenenstad van automobilisten moet worden geëvacueerd. De televisie heeft ons laten zien tot wat voor acute problemen het kwetsbare systeem van energievoorziening kan leiden.

 

_epz_kolencentrale_0046111-1-13594535691586759597
Kolencentrale EPZ (Foto:EPZ)

De wereld draait op energie. China is door zijn exploderende energiebehoefte inmiddels een geduchte concurrent van Europa en Amerika bij het verkrijgen van olie. Rusland is een gekrenkte ex-grootmacht, die wordt bestuurd door een corrupte kaste van ex-communistische nomenklatoera met aan het hoofd een revanchistische autocraat. Ook daarvan zijn wij afhankelijk voor olie en gas. Geen leuk vooruitzicht.

Kernenergie is een technologie die intuïtief tegenstaat, omdat bijvoorbeeld het risico van de opslag van nucleair afval – hoe klein ook – niet is te overzien vanwege de lange halfwaardetijd. Een enge Europese dictator zou over vijfhonderd jaar dat afval weer naar boven kunnen halen om er vernietigingswapens van te maken. Wie het zekere voor het onzekere neemt, is dus tegen kernenergie.

Een soortgelijk in de tijd niet te overzien risico doet zich nu echter voor met het gebruik van fossiele brandstoffen. Er zijn aanwijzingen dat de toegenomen CO2-uitstoot door verbranding van fossiele energie leidt tot versnelde opwarming van het klimaat. Over deze kwestie bestaan wetenschappelijke argumenten voor en tegen, maar beter is het zekere voor het onzekere te nemen.

Kernenergie zou pas op een termijn van veertig tot vijftig jaar echt duurzaam kunnen worden in de zin dat centrales dan echt veilig zijn en er een oplossing is voor het afval. Daarbij moeten we denken aan een vervolmaking van de transmutatietechnologie, waarmee zeer radioactieve atomen worden gespleten in atomen die hun radioactiviteit veel sneller verliezen, centrales die radioactief afval kunnen opstoken en inherent veilige reactorconcepten. Een ongewisse ontwikkeling, maar van alle onzekerheden wel het minst onzeker gezien de vorderingen die zijn gemaakt in veiliger reactorontwerpen en neutralisering van afval.

De discussie over kernenergie in Nederland is gevoerd in de comfortabele positie als semi-OPEC-land met een enorme gasbel. Daarvan is het einde in zicht en dus zal het debat over de voor- en nadelen van kernenergie hier gaandeweg dus net zo worden gevoerd als in landen zonder eigen fossiele energievoorraad: Frankrijk, dat bijna al zijn stroom nucleair opwekt, en Finland, dat onlangs heeft besloten een nieuwe nucleaire centrale te gaan bouwen.

Onafhankelijkheid van fossiele en nucleaire energie door besparende technologie en door perfectionering van zon- en windenergie alsmede kernfusie (in plaats van kernsplijting) is pas over vijftig jaar te verwachten. Zulke verduurzaming nu per decreet afkondigen, zoals Greenpeace doet, slaat nergens op. Greenpeace verhult er alleen maar mee dat ze niet wil kiezen tussen twee kwaden: kolen- of kerncentrales. In kolenmijnen vallen 8000 doden per jaar van wie 6000 in China. Daarbij valt het aantal doden ten gevolge van ongelukken met kerncentrales in het niet.

De schone waterstofeconomie, tenslotte, kan er alleen komen als we die waterstof niet hoeven te maken met behulp van fossiele energie. Kernenergie is daarbij de komende decennia onmisbaar.

 

 

Erwin van den Brink,

Hoofdredacteur van De Ingenieur

Koester de luis in de pels, de dissident (NWT 7/8 2005)

 

AUTEURS ─ Russisch ─ Sacharov, Andrej ☺ Voorplat Mijn Leven 001

 

2005 7/8

 

Koester de luis in de pels

 

Erwin van den Brink, hoofdredacteur, evdbrink@vug.nl

 

Goede wetenschap is een gevecht tegen de gevestigde orde, tegen conformisme en tegen bestaande denkbeelden. Zulke gevechten worden nog maar weinig gevoerd. Tot de twintigste eeuw waren wetenschappers, net als kunstenaars, vaak bohémiens die al of niet met hulp van een mecenas hun denkbeelden najoegen. Einstein was zo’n beetje de laatste van dit type. Lees de biografieën uit onze Wetenschappelijke Bibliotheek en u begrijpt wat ik bedoel. Kurt Gödel, Louis Pasteur, Charles Darwin, Pierre en Marie Curie, levens vol drama en tragiek.

Sindsdien is onderzoek steeds meer ver-institutionaliseerd, wat sluipenderwijs de academische vrijheid heeft aangetast. Ik waag te betwijfelen of het hedendaagse gevecht met de subsidiebureaucraten boeiend proza gaat opleveren voor de biografieën van toekomstige Nobelprijswinnaars. Hoewel al die (semi-)overheidsapparaten zeggen te bestaan om het allerbeste, origineelste onderzoek mogelijk te maken, versterken zij alleen maar de status quo. De bedreiging van de wetenschappelijke vrijheid komt dus uit de academische wereld zelf en niet vanuit de politiek. De reactie van het wetenschappelijke establishment op het idee van minister Van der Hoeven om eens een debat te beginnen over ‘intelligent design’ is typerend: direct hoog van de toren, de hakken in het zand.

Wie het establishment tart komt niet alleen aan reputaties maar ook aan portemonnees. Het kan dan slecht met je aflopen. Neem Halton Arp (zie het interview op pagina 34), die als assistent van de beroemde sterrenkundige Edwin Hubble een glanzende toekomst voor zich had totdat hij vraagtekens begon te plaatsen bij de heersende opvatting over het ontstaan van het heelal, de oerknaltheorie. Arp zocht wetenschappelijk asiel in Duitsland, nadat hij in de Verenigde Staten geen toegang meer kreeg tot onderzoeksfaciliteiten.

Iedereen zou het moeten toejuichen dat heersende opvattingen ter discussie worden gesteld. In een gezond wetenschapsklimaat is de falsificatie van een theorie niet de diskwalificatie van de opstellers. Hun bijdragen aan de dialectiek blijven belangrijk.

Toch is zo’n stap terug voor de meeste eminenten een te groot offer, en zoeken ze hun toevlucht tot slinkse streken om hun tegenstanders in diskrediet te brengen.

Ook de ‘klimaatpaus’ Michael Mann, die op alle mogelijke manieren probeerde te verhinderen dat de kritiek op zijn werk van de Canadese onderzoekers McIntyre en Mckitrick gepubliceerd werd, illustreerde dit. Daarover heeft u in ons februari-nummer alles kunnen lezen.

Onderzoekers die willen publiceren, houden rekening met de opvattingen van degenen die hun artikel zullen beoordelen. In feite is dat een vorm van censuur. Zolang wetenschappelijke tijdschriften weigeren zich te verdiepen in de partijdigheid en de foute connecties van peer reviewers, kortom in de incestueusheid van het systeem, zal dat niet veranderen.

Daarom blijven wij als wetenschapsjournalistiek blad op zoek naar luizen in de academische pels. Randell Mills is er zeker zo een. Hij beweert een methode te hebben ontdekt om uit waterstof honderden malen zoveel energie te halen als bij gewone verbranding vrijkomt (zie pagina 22). Als hij gelijk krijgt, kan de hele kwantummechanica – tachtig jaar natuurkunde – de prullenbak in.

Met de hype rond de koude kernfusie nog vers in het geheugen, zijn onderzoekers terecht zeer sceptisch over zulke claims. Het verschil is echter, dat Mills’experimenten wél gereproduceerd zijn, onder andere aan de technische universiteit Eindhoven. De realiteit van het huidige wetenschapsbedrijf is dan weer, dat de onderzoekers in kwestie zeer huiverig waren om hiermee naar buiten te treden. Het wachten is nu op vervolgexperimenten, die met name zouden moeten aantonen of er inderdaad netto energie vrijkomt.

De kans dat Mills daarmee de hele kwantummechanica bij het oud vuil zet lijkt me overigens buitengewoon klein, maar dat dacht men vooraf over alle baanbrekende ontdekkingen. Het is in elk geval een meeslepend verhaal.

 

 

 

 

 

 

Interview ir. Jan Dekker, president KIVI (DI, 12/13, 2005, 1 juli)

 

jan dekker

 

INGR12_13_p88_89_Beleid

INGR12_13_p88_89_Beleid

 

KIVINIRIA investeert € 400.000 in ledengroei en naamsbekendheid

 

Niet anders maar beter

 

Na de fusie tussen de twee ingenieursverenigingen KIVI en NIRIA is nu het moment aangebroken om de jarenlange geleidelijke afname van het aantal leden een definitief halt toe te roepen. KIVINIRIA investeert € 400 000 in een actieplan dat onder meer de komende twee jaar 10 000 nieuwe leden moet opleveren.

 

Erwin van den Brink

 

Het speelt KIVINIRIA al lang parten dat veel jongeren techniek niet ‘cool’ vinden en dat we in het algemeen minder warm lopen voor een verenigingslidmaatschap dan vroeger. Veel oud-leden (opzeggers) zien het verbeteren van het imago van techniek als een van de belangrijkste opdrachten van KIVINIRIA en zij zijn gemakkelijk over te halen om opnieuw lid te worden, blijkt uit onderzoek

De enige ‘media-ingenieur’ die ooit op televisie expliciet als ingenieur werd neergezet was ‘de ingenieur’ uit de televisieserie Ja zuster, nee zuster die gehuld in een stofjas in de kelder dingen deed die af en toe leidden tot heftige explosies. Een aardige, verstrooide man maar geen rolmodel zoals de vele doktoren en advocaten op teevee. Toch was dat imago ooit anders. Gedurende de industrialisatie van Nederland, die begon rond pakweg 1850 en rond 1970 over zijn hoogtepunt heen was, veroverde de ingenieur een plaats in het rijtje notabelen: burgemeester, notaris, dokter, hoofdonderwijzer.

Maar die notabelen bestaan niet meer en dat de ingenieur waarschijnlijk méér aan status heeft ingeboet dan die anderen heeft vermoedelijk te maken met verdwijnen van veel industrie sinds 1970 en de groei van de dienstverlening sindsdien. Dat die inmiddels even doordrenkt is van technologie, en dus van ingenieurs, ontgaat veel mensen.

Sindsdien kregen we te maken met clubs zoals Amnesty International, Greenpeace, Artsen zonder Grenzen. Vergeleken daarmee loopt het koninklijk instituut niet over van publicitaire onbesuisdheid. Je hebt helemaal aan de andere kant van het spectrum ook nog de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel, ook zo’n nette club en nóg ouder dan KIVINIRIA (1777) maar ook nóg minder bekend. Het aantal leden van KIVINIRIA liep tussen 1994 en nu terug van ongeveer 50.000 naar iets meer dan 30.000 nu. Er zijn in Nederland zeker zo’n 300.000 ingenieurs dus zeker 90% van de Nederlandse ingenieurs is geen lid hoewel uit een onlangs gehouden enquête blijkt dat de meeste van deze niet-leden KIVINIRIA (dan wel KIVI en/of NIRIA) wel van naam kennen. Van de jonge tu-ingenieurs (ir.’s) kent 70% KIVINIRIA en van de jonge hbo-ingenieurs (ing.’s) kent 50% de vereniging. Bij ‘oudere’ ingenieurs is dat zelfs 100%.

Voila: hoe maken we die lid? Het vergroten van de participatiegraad van 10% naar 20% moet mogelijk zijn, meent Jan Dekker, de voorzitter van KIVINIRIA. Allereerst was er natuurlijk de fusie tussen het KIVI – het Koninklijk Instituut van Ingenieurs – en de Nederlandse Ingenieursvereniging NIRIA respectievelijk de vereniging van de aan de technische universiteiten opgeleide ir.’s en de vereniging van de in het technisch hoger beroepsonderwijs opgeleide ing.’s. Die fusie, aldus Dekker, is boven verwachting soepel gelopen: ‘Het verschijnsel dat je twee ‘bloedgroepen’ houdt is bij ons niet aan de orde geweest’. Dat helpt behoorlijk als je de nieuwe club wilt opstoten in de vaart der volkeren.

Dekker: ‘Daardoor hebben we in een jaar veel kunnen doen.’ Voor hem op tafel ligt het Actieplan 2005-2007. Hier staat in: wie doet wat, wanneer en hoe en wat levert het op. Onder meer: 10.000 nieuwe leden tussen nu en ultimo 2006 en terugdringing van het aantal opzeggers in die periode naar 4200, dus netto 5800 nieuwe leden. De vereniging investeert € 400.000 van haar eigen vermogen in het actieplan. ‘We houden op met praten.’ Uit de mond van iemand die eerder als bestuursvoorzitter de grootste onderzoeksinstelling van Nederland, TNO, reorganiseerde klinkt dat niet vreemd. Maar een vereniging waarin niet meer gepraat wordt? Dat behoeft enige toelichting. Dekker: ‘Nou ja, veel bleef steken in briljante gedachten. Het gaat er om dat je het daarover een keer met elkaar eens wordt en het dan ook daadwerkelijk gaat doen. De uitvoering van onze briljante gedachten werd echter vaak voortijdig doorkruist door zo mogelijk nóg briljantere gedachten.’ Overigens is de afgelopen driekwart jaar voor iedereen volop gelegenheid geweest om mee te praten over het plan. Honderden leden hebben er een bijdrage aan geleverd. Dekker: ‘Maar als je nu komt met een leuk idee, zeggen we: prima maar over drie jaar is je eerstvolgende kans. Overigens kijken we natuurlijk wel degelijk hoe de geplande acties uitpakken en of tussentijds bijstelling nodig is.’

Die superbriljante ideeën, daar gaat het trouwens niet eens zozeer om want uit een recente enquête onder oud-leden blijkt dat de meeste van KIVINIRIA datgene verwachten dat de vereniging nu al doet. Aan persoonlijke zakelijke dienstverlening is beduidend minder behoefte. Het gaat de meeste om de mogelijkheid te kunnen netwerken en om algemene belangenbehartiging en de zichtbaarheid van de vereniging. Dekker: ‘We merken ook dat het weinig moeite kost om oud-leden weer te bewegen lid te worden.’ Waarom hebben ze dan opgezegd? Dekker: ‘Omdat we op een gegeven moment geleidelijk uit beeld verdwijnen.’ Een groot deel van de oplossing zit dus een beter ‘customer relations management’ het onderhouden van de band met ieder lid, intensievere communicatie. ‘Een keertje een brief sturen is niet voldoende.’ Wat betreft studenten: hier haakt een groot deel af op het moment dat ze de volle contributie moeten gaan betalen. ‘Daar valt iets aan te doen door slimmer met contributietarief om te gaan.’ De afgelopen tijd zijn via dr. Frans Leijnse (ex-voorzitter van de HBO-raad en tegenwoordig lector aan de Hogeschool Utrecht en hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam) de contacten met het technisch hoger beroepsonderwijs vernieuwd waardoor de vereniging nu voor het eerst sinds lange tijd weer beschikt over alle adressen van de 5000 dit jaar in het hbo afgestudeerde ingenieurs.

Het actieplan moet er voor zorgen dat die nieuwe leden hun club ook vaker zien langskomen op radio, televisie en in de kranten en tijdschriften. Zoals de aanhef boven het actieplan zegt, moet KIVINIRIA zo de spil worden waar het om draait als het in Nederland gaat over techniek. In een televisiespotje van Nationale Nederlanden zegt een allochtone schoonvader-in-spe tegen zijn ongewenste Nederlandse schoonzoon: ‘Je bent dus geen arts, geen advocaat, nee je bent zelfs geen ingenieur!’ Dat suggereert dat

 

 

ingenieur worden een negatieve keuze is. Wie wel eens een echte ingenieur spreekt weet dat het tegendeel het geval is. Voor het bestrijden van dergelijke in de mediawereld rondzingende vooroordelen hebben we KIVINIRIA .

 

 

 

 

 

 

Megaconstructies recensie (DI 10/11, 2005)

Megaconstructies_Media

460190-1
Isambard Kingdom Brunel
02-Great_Eastern-peinture
De Great Eastern

Megaconstructies, of Superstructures, zoals het boek in het Engels heet, gaat over ‘de beroemdste bouwwerken van de twintigste en de eenentwintigste eeuw’, aldus de ondertitel van het boek. Zo’n selectie op het criterium ‘beroemdheid’ is altijd arbitrair, want wat is ‘beroemd’? Dat de Erasmusbrug in Rotterdam het boek gehaald heeft maar niet het Panamakanaal (1907) komt mij een beetje vreemd voor.

Wat de selectie nog extra compliceert is het definitieverschil tussen wat een constructie is en wat een bouwwerk.

Ingenieur Isambard Kingdom Brunel (1806-1859), na Churchill de ‘grootste’ Brit aller tijden, bouwde tunnels, bruggen maar ook schepen. Volgens zijn definitie omvat het begrip constructie niet alleen bouwwerken die nagelvast aan de aarde zitten maar ook losse constructies zoals schepen en voertuigen en – in onze tijd lucht- en ruimtevaartuigen.

Daar gaat Megaconstructies echter niet over. Het is voor de helft een boek over opmerkelijke bouwkunde, architectuur: Stations, bruggen, dammen, stadions. Verder komen ook (radio-)telescopen en de grote deeltjeversneller van CERN aan bod en passeren pretparken de revue. Dat zijn echter allemaal bouwwerken. De Hubbleruimtetelescoop is daarom een beetje vreemde eend in de bijt: meer aan apparaat of machine. Waarom dan ook niet het internationale ruimtestation ISS of, misschien beter nog het Russische ruimtestation MIR? Ook had dan de Boeing 747 in het boek thuisgehoord – lang het grootste passagiersvliegtuig – als ook de Antonov An-225 Mriya (grootste vrachtvliegtuig). Als ook de Noors olietanker Jahre Viking (voormalig Seawise Giant) die 564,763 ton lading kan vervoeren en de Britse Queen Mary 2 (grootste passagiersschip ooit, in Frankrijk gebouwd). En niet te vergeten de enorme vrachtwagens en graafmachines die worden gebruikt in de dagmijnbouw en de vaste en drijvende off shoreconstructies. Misschien is dat iets voor een ander boek: Megamachines.

Overigens is Megaconstructies een mooi architectonisch overzichtswerk waarin alle bouwkundige iconen van de laatste 105 jaar de revue passeren. Wat opvalt is dat in de loop van de beschreven periode beton als belangrijkste bouwmateriaal steeds meer plaats maakt voor staal, glas en meer recent kunststof. Die trend werd ingezet met het Olympisch stadion in München (1972). Wat ook opvalt is dat het werkterrein van de megaconstructeurs zich verlegt van Europa en Noord-Amerika naar Azië. Zo wordt Europese technologie, de magnetische levitatietrein ofwel Maglev van Siemens, voor het eerst toegepast in China in de stad Sjanghai waar zo’n spoorlijn nu de luchthaven met de stad verbindt. Het bijzondere van deze trein is dat hij ook op zo’n kort traject moeiteloos zijn kruissnelheid van 430 kilometer per uur haalt, iets wat onmogelijk is met een conventionele snelle trein. Bovendien deinzen Chinezen minder snel dan Europeanen en zelf Amerikanen terug voor de mega-investeringen die zijn gemoeid met megaconstructies en wordt het landschap daar wat gemakkelijker omgeschoffeld dan hier.

Wat het boek heel goed laat zien is dat het rekenwerk dat nodig is voor constructies steeds belangrijker wordt. Architecten worden steeds meer afhankelijk van nieuwe materialen die ingenieurs bedenken en de berekeningen die ingenieurs maken voor het steeds gedurfder toepassen van die materialen in de bouw. Daarbij worden ook computers steeds belangrijker. Zo is de maglev technisch doorgebroken op het moment dat voldoende rekenkracht beschikbaar kwam om het complexe meet- en regelsysteem van deze trein draaiend te houden en kon het Sydney Opera House uitsluitend worden gebouwd met behulp van computers al kwam de doorbraak hier op het moment dat de ingenieur zich realiseerde dat alle gewelven konden worden vormgegeven als segmenten van een en dezelfde bol wat de berekeningen in één klap weer een stuk eenvoudiger maakte.

Neil Parkyn. Megaconstructies. ISBN 90 6868 375 6, 2004, uitgeverij THOTH, Bussum. Zie ook onze lezersservice.

 

 

 

Nederland is het laboratorium van de 21ste eeuw

techrev_2005_03

 

Het Commentaar (4 mei 2005)

 

 

NEDERLAND GIDSLAND

 

De Europese grondwet, moslimextremisme, de opkomst van China, het vervult mensen met een gevoel van onzekerheid, onbehagen en angst voor de toekomst. Dit ongenoegen was mede aanleiding voor het onderzoek ‘21 minuten’, een initiatief van McKinsey&Company, Planet Internet, Algemeen Dagblad, NRC Handelsblad en MSN. Het doel van 21 minuten is Nederlandse beleidsmakers en opinieleiders op een objectieve manier te informeren over oplossingen die de bevolking voorstelt voor een aantal belangrijke maatschappelijke problemen. Een van de manieren om mee te doen was het schrijven van een kort essay. Hieronder mijn ingekorte bijdrage die volledig is te lezen op www.21minuten.nl (klikken op ‘wedstrijd’).

Door cultuurrelativisme hebben we onze geschiedenis gekleineerd, terwijl juist in onze historie ons actieve kenniskapitaal en innovatiepotentieel zit. Nederland is immers de bakermat van het meest succesvolle vooruitgangssysteem uit de geschiedenis: het moderne kapitalisme. Het aandeel of ‘stuk’, waaraan het Amerikaanse stock exchange refereert, is in Nederland uitgevonden. Het oudste bekende aandeel (uit 1606) is een aandeel in de Verenigde Oost Indische Compagnie, de eerste moderne multinational ter wereld. Het aandeel is wellicht de grootste zakelijke innovatie aller tijden.

Deze ondernemerscultuur dwingt overal ter wereld nog steeds respect af: creatief, niet gehinderd door conventies, flexibel en weinig scrupuleus maar ook met een hoge mate van aanpassingsbereidheid. Niet voor niets dreven alleen Nederlanders meer dan drie eeuwen als enige buitenlandse mogendheid handel met Japan en is Philips al meer dan zeventig jaar actief in China.

Het kapitalisme is in Nederland echter nooit ongebreideld geweest, maar ingebed in een egalitaire burgerlijke cultuur. We kennen een lange traditie van liefdadigheid. Collectanten waar ook ter wereld kennen de protestantse vrijgevigheid in tijden van nood, zoals onlangs bij de tsoenami in Zuidoost-Azië.

Waarschijnlijk kreeg die gemeenschapszin voor het eerst vorm in het waterschap. Dat bestaat bijna duizend jaar en is waarschijnlijk de oudste nog bestaande vorm van zelfbestuur. Samenwerking door middel van overeenstemming was de meest effectieve manier om het land te verdedigen tegen het water. Nederland exporteerde dit idee van regels op basis van overeenstemming. Ook het internationale (zee-)recht heeft daardoor zijn oorsprong in Nederland en behalve zakelijke komen dus ook veel juridische innovaties uit Nederland, onlangs bijvoorbeeld nog op het gebied van luchtvaartrecht.

Thomas Jefferson heeft zijn argument (de tirannieke vorst) voor afscheiding in de Amerikaanse Onafhankelijkheidverklaring (1776) rechtstreeks ontleend aan het Placcaet of de Acte van Verlatinghe van 1581 (ruim een eeuw voor de Engelse Revolutie en twee eeuwen voor de Franse Revolutie). In Nederland is dus de republiek, de democratische staatsvorm van de moderne tijd, ontstaan.

Dat alles was nodig om samenleven op een klein drassig oppervlak mogelijk te maken. Deze succesvolle samenlevingsvorm leidde niet alleen tot indrukwekkende waterbouwkundige werken en landaanwinningprojecten, maar ook tot industrialisatie, stedelijke planologie, sanitaire voorzieningen (een ongeëvenaard goede afvalwaterbehandeling en drinkwaterstelsel), een hoogontwikkeld systeem voor volksgezondheid en een zeer intensieve landbouw die een enorme milieutechnische en veterinaire beheersing vereist.

De komende honderd jaar heeft over de hele wereld een ongekende volksverhuizing plaats van de binnenlanden naar de kustgebieden. Nederland heeft al meer dan vijf eeuwen ervaring met deze Coastal Urbanization Technology, het totale complex aan technische, juridische en bestuurlijke kennis en ervaring dat nodig is om in kwetsbare laaggelegen kustgebieden een hoogontwikkelde samenleving in stand te houden. Nederland is het innovatielaboratorium van de 21ste eeuw.

 

 

 

(QUOTE)

 

Nederland is het innovatielaboratorium van de 21ste eeuw

Coastal Urbanization Technology

Coastal Urbanization Technology

 

The day after Christmas, a tsunami triggered by an earthquake deep under the Indian Ocean came crashing down on the Asian coast. It left behind a trail of death and destruction and the firm realization that the world-wide urbanization of low coastal areas renders humanity completely vulnerable to the forces of nature. Living in close proximity to the world’s seas and oceans will become an important theme in technology development in the 21st Century.

 

The World Bank predicts that by 2008 some 3.4 billion people (over 50% of the world population) will be living within 40 miles of the coast. Less than ten years later, with the world population approaching nine billion, this number will reach 75%.

 

People living in LA and Japan are reasonably well prepared for a disaster as they are accustomed to living with the threat of earthquakes. However, hotspots like these are the exception rather than the rule. The coast stretches out over thousands upon thousands of miles and the urbanization of these areas brings with it a whole new set of dangers.

 

Coastal Defense

 

If the tidal wave that wreaked havoc in Banda Aceh had showed up at the coast of Sjanghai instead, where billions of dollars are invested, the economical damage would have been beyond compare. How to prepare for such a scenario? Many of the dangers and problems confronting the world population in this new century have long been understood in the Dutch Delta (southwest Netherlands). People living in coastal communities in other parts of the world can benefit greatly from the experience of the Dutch in preventing and managing floods, over-population, traffic congestion, infectious diseases and unhealthy urban eating patterns, to name a few.

 

With 1184 inhabitants per square mile, the Netherlands is the third most crowded country on earth, following Japan and South Korea. Over two thirds of the country is below sea level. A flood will inevitably cause the living hole the Dutch have pumped dry to fill up again. Apart from housing a lot of people, this tub, with a base of 8,500 square miles (an area measuring a mere 93 by 93 miles), holds a considerable amount of investment.

 

The gross investment in fixed capital (installations, buildings and infrastructure) comes up well over a hundred billion dollars. Measured in purchasing power, the Netherlands are the sixth most prosperous nation on earth (a position they share with Germany and Austria – according to figures of the OECD). The average income of the population puts the country in the top ten wealthiest nations on earth. Major investments in urban development and infrastructure have spurred an interest in risk assessment. There is comfort in knowing how real the chances are that one of those dikes protecting the man-made landscape will collapse.

 

Even though the risk is quite small (estimated at once every ten thousand years), the consequences of a possible dike breach are incalculable. Bas Jonkman, civil engineer for Rijkswaterstaat (Dutch Agency for Water and Traffic Management) and Nathalie Asselman, a researcher with Delft Hydraulics, recently simulated a dike breach near the Dutch town of Capelle aan de IJssel. At 22 feet below sea level, the polder land behind the dike constitutes the lowest part of the Netherlands.

 

The number of residents living in the area flooded in Jonkman and Asselman’s scenario is 942 thousand. Of these, an estimated 485 thousand would not be evacuated in time. The number of casualties was projected at 72 thousand. In a matter of hours, the village would see the water rise by as much as 5 to 6 meters.

 

To understand the magnitude of such a catastrophe, one should bear in mind that the number of fatalities caused by the largest actual flood disaster in the country’s recent history was a comparatively low 1800. During the North Sea flood of 1953 a number of sea dikes in the southwestern part of the country gave way under a tidal surge caused by a combination of a high spring tide and northwestern storm. The disaster spurred one of the largest hydraulic projects in the country’s history: the Delta Works. The inlets and estuaries in the southwestern part of the Netherlands were closed off by a system of dams and storm surge barriers. Only two main arteries remain open: the river mouth of the Rhine and Meuse near Rotterdam and the estuary of the Scheldt near Antwerp. In 40 years time, the Dutch coastline was decreased by 435 miles. The estuary near Rotterdam, the second largest harbor in the world, was fitted with the most massive, intricate storm surge barrier ever built: the Maeslant Barrier. A fully automatic system uses real-time weather information to close the giant doors in the event of an approaching spring tide.

 

The last quarter century or so, most every aspect of the sea defense system has become computerized. The soft Dutch soil is made up of a combination of sand, clay and peat, which mean the coastline changes over time. Not surprisingly, scientific interest in coastal morphology in the Netherlands is strong. The reaction of water and sediments (in this case sand and clay) to human interference can be quite accurately simulated. The predictive knowledge obtained will play an increasingly important role as human civilization is concentrated more and more in coastal areas.

 

The proportionately large scientific interest in meteorology and climatology is due largely to the country’s geographic location. Lower coastal areas are greatly affected by weather and climate changes. Weather and climate systems, like shifting sediments and the current of rivers and seas are chaotic systems that can be described in non-linear models. These models are a popular subject of (mathematical) research.

 

The pumping stations that keep the Dutch polder from turning into flooded marshland can anticipate prolonged rain spells and mechanical storm surge barriers can be closed in time when a massive storm is approaching. In the construction of dikes, climatological changes are taken into account. The Netherlands have been keeping a log of climatological data since the early 17th Century. Dutch climate researchers are internationally acclaimed. Rob Dorland of the Royal Netherlands Metereological institute is lead author of the IPCC report to come out in 2007. The Dutch interest in weather and climate manifested itself in the country’s early involvement in space projects in the area of atmospheric research and earth observation. In the 60s, the Netherlands made the smart decision of locating the headquarters of the European Space Agency, the European Space Technology Center, in the Dutch coastal town of Noordwijk. In the surrounding area, companies manufacturing instruments for earth observation and astronomic research blossomed.

 

Water Management

 

As became apparent after the recent tsunami, insuring a drinking-water supply is as important as alertness and the defense against the sea. Sanitation is crucial in any urban community, but becomes a matter of life and death in disaster areas. Contamination of drinking water with feces leads to the rapid spread of contagious diseases and even epidemics. In the Netherlands the drinking-water chain is a fully closed system. Sewage water is purified to a level at which it can be safely discharged on the surface water. In recent years, the purification of drinking water has been perfected through the use of new, environmentally friendly techniques – using ultra-membranes and ultraviolet light that kills bacteria. As a result, the quality of the drinking water is now comparable to that of bottled mineral water. Behind the technology is Dutch water company PWN who worked on the project with Canadian-Dutch scientist Hans van der Laan. His company, Trojan, is currently talking to the Chinese authorities in Peking and Shanghai. ‘They are very interested in this method of water purification,’ reveals Van der Laan. According to Peer Kamp, head of innovation at PWN, the next challenge will be the removal of all traces of pharmaceutical drugs. With the ageing of the population, the use of these drugs will only increase.

 

Public Health

 

Because of its vast urban history, the Netherlands have long been aware of the importance of public health. This awareness manifests itself in the close monitoring of the food quality, the prevention of epidemics and the effective treatment of common diseases. The efforts are financed not only through government funding, but also from collection money of individual funds supporting, for instance, cancer, diabetes, Alzheimer and AIDS research. As the average age of the Dutch population increases, this type of research becomes ever more important. The disproportionately high citation rate of the Netherlands in the international citation indexes proves the work is not done in vain.

 

Last year, we approached the top 50 influential people in Dutch R&D (in terms of purchasing power) and asked them what they felt the Netherlands should excel in. Mentioned a number of times was an electronics valley in the area surrounding Dutch electronics giant Phillips. This technology haven would include the Technological University of Eindhoven and, across the border, those of Aken in Germany and Leuven in Belgium. New mentions were a food and a medical valley. ‘The Dutch expertise with the combination of stored patient material and molecular biology is unparalleled. In the area of genomics, this could lead to new diagnostics and insights into prevention,’ explains Peter Folstar, manager of the Dutch Genomics Institute. Paul van der Maas, board member of the University Hospital in Rotterdam noted that a first step to creating a medical valley should be to bring the country’s eight university hospitals down to two or three operating under one central management.

 

Food Safety

 

To feed the tightly packed population, the Dutch agricultural sector started its industrialization process early. In the 17th Century, large stock farms were established on newly reclaimed land in the north of the country. The novel industry ensured that fresh produce such as cheese and butter and perishables like milk, meat and vegetables were always available at a short distance from the city. In combination with the country’s network of waterways, 17th Century Netherlands already possessed of an intricate production and distribution system capable of feeding an urban society of, at that time, one million people. The Netherlands were truly the largest ‘city’ of Europe. Today, agricultural produce (dairy and meat) and flowers still make up 20% of Dutch export. The country is home to the largest dairy corporation in the world, the Dutch-Danish Campina-Arla. One and a half million Dutch dairy cows each produce around 7 thousand liters of milk a year. The cow itself has become a factory.

 

In recent years, a large number of outbreaks of foot-and-mouth disease, hog cholera and fowl pest plagued the Dutch agricultural sector. Each outbreak led to the preventative clearing of, in some cases, millions of animals. The very real danger of new infections has instigated intense research into the growth and mutation of viruses. Dutch laboratories are currently leading the way in the area of, among others, influenza, SARS and fowl pest research. With the bio-industry came the use of antibiotics and growth hormones which posed a serious threat to public health. In response to these developments, the authorities introduced legislation and an elaborate monitoring system.

 

The Netherlands is heavy populated by any definition. In addition to 17 million people, the small country houses 3.7 million cows, 11 million pigs and 18 million chickens. The lessons learned in veterinary healthcare are also applied in the area of human healthcare. HIV and AIDS are considered one of the side-effects of ‘intensive people rearing’, as life in the city means more indiscriminate (sexual) contacts. The University Hospital of Amsterdam, especially, has done a lot of research in this field. Attention is paid to sexually transmitted diseases in general and the treatment of drug addicts in particular.

 

Intensive stock rearing has further meant a burdening of the environment through the emission of ammonia and the pollution of ground water by nitrates and phosphates. In part under pressure of European legislation, this development has spurred a series of innovations.

 

Hand in hand with the agricultural sector is an impressive food processing industry that is gradually becoming more intertwined with the pharmaceutical industry. The distinction between food and drugs is slowly disappearing. The Dutch-British firm Unilever is the biggest in this sector. Over the past few years, R&D efforts have been directed at developing food products with specific qualities. One example is milk with added cholesterol reducers and calcium to prevent osteoporosis. It is the beginning of a trend to produce function foods that contributes to the prevention of heart and vascular disease and, at a later stage, possibly also cancer and diabetes. Obesity is perhaps the biggest challenge currently facing the food industry.

 

Health insurance companies already offer products covering the (additional) costs of these function foods; knowing that they will more than recoup their costs in the long run. With the rapid ageing of the population, the market for function foods is booming, as is the demand for medical home care – an area Philips considers a significant growth market.

 

Logistics

 

The Netherlands are a major exporter of agricultural produce and food. Because of its perishable nature, agricultural products need to be transported quickly. Dutch flower growers operate a unique just-in-time system. Flowers cultivated in greenhouses are harvested at night, auctioned off in the early morning and shipped in climate controlled airplanes to arrive in cities such as Tokyo, Moscow and New York ready to be sold in the afternoon.

 

In the coming years the market farmer will become a process operator: regulating the fertilization and night lighting in his green houses and controlling the harvest on demand system of his genetically enhanced crops based on the market prices he follows real-time via online auctions.

 

Above anything, the Netherlands are Europe’s depot and transit port for petrochemical products, chemicals and (bulk) goods. To bring these products into the country and export them, the Netherlands have a massive sea port near Rotterdam and an equally impressive airport near Amsterdam. In Europe, Schiphol Airport is surpassed only by the airports of London, Paris and Frankfurt. Rotterdam further has the honor of housing the world’s largest fully automated container terminal. It meets all US security requirements, allowing for an uninhibited flow of goods across the Atlantic Ocean.

 

The close proximity to a major city forces Schiphol Airport management to walk a political tightrope. The presence of the city of Amsterdam also requires a great deal of technological effort to solve planning conflicts and keep the strain on the environment limited to a minimum by ensuring noise and emissions stay within agreed levels and industrial disaster scenarios are kept in check. The reclaiming of land from the North Sea for airport and other purposes is fast approaching.

 

The Netherlands has become an economical pressure cooker. Other coastal areas will inevitably follow.

 

Translation: Angela den Tex, Textenz

 

Sources:

 

CBS (Statistics Netherlands): The Netherlands measure 13,040 square miles, 60% of which is protected by dikes and therefore at risk of flooding.

 

Bas Jonkman and Nathalie Asselman in ‘Land + Water’, 4 April 2004, p. 28-29.

 

Delta Works: www.deltawerken.com

 

The World Bank: http://lnweb18.worldbank.org/ESSD/envext.nsf/42ByDocName/CoastalandMarineManagement)

 

Delft Hydraulics: http://www.wldelft.nl/

 

Wageningen Agricultural University : http://www.wau.nl/

IHE Institute for Hydraulics Engineering was renamed Unesco-IHE, Institute for Water Education, Delft, Netherlands. The mission of UNESCO-IHE is to contribute to the education and training of professionals and to build the capacity of sector organisations, knowledge centres and other institutions active in the fields of water, the environment and infrastructure, in developing countries and countries in transition. www.ihe.nl

http://www.unileverresearch.com/nl/ R&D-site Unilever

http://www.unilever.nl/www/scripts/content.php?pID=40   corporate site Unilever

KNMI:   http://www.knmi.nl/ = Royal Dutch Meteorological/Weather Institute

www.nki.nl Dutch Institute for Cancer Research

 

Ideeën die de wereld veranderen (Technology Review (Neth.) mei, 2005)

klik hier voor de PDF van het originele artikel> techrev_2005_03 of page-from-techrev_2005_03

Baggerschip Geopotus bij Hoek van Holland. Rens Jacobs, 1989, RWS.
Baggerschip Geopotus bij Hoek van Holland. Rens Jacobs, 1989, RWS.

Ideeën die de wereld veranderen

Nederland

Het land dat zijn eigen bestaan op de zee heeft veroverd, kan model staan voor de problemen waarmee dichtbevolkte kustgebieden te kampen krijgen.

Erwin van den Brink

De tsunami van tweede kerstdag 2004 toont aan hoe kwetsbaar de wereldwijde urbanisatie van laaggelegen kustgebieden de mensheid maakt. Daarom wordt het leven op deze plaatsen een belangrijk overkoepelend thema in technologieontwikkeling. Volgens de Wereldbank zullen in 2008 zo’n 3,4 miljard mensen (meer dan 50 procent van de wereldbevolking van 6,7 miljard) binnen 60 kilometer van de kust leven. Over 15 tot 25 jaar, als de wereldbevolking de 9 miljard nadert, zal 75 procent daarvan in stedelijke kustgebieden leven.

Bewoners van Los Angeles en de inwoners van Japan zijn redelijk goed voor bereid op de altijd dreigende aardbeving. Van zulke hotspots zijn er echter maar enkele. Het aantal kilometers kust is gigantisch en kolonisatie van die gebieden betekent risico’s die vergelijkbaar zijn met die van een grote aardbeving.

Stel dat de vloedgolf die Banda Atjeh trof had huisgehouden in Sjanghai, waar nu miljarden dollars worden geïnvesteerd. De economische schade zou veel groter zijn. Daarom is Nederland een goede proeftuin. Veel van de problemen waarmee de wereldbevolking de komende eeuw te maken krijgt, zijn in de laag gelegen Nederlandse delta al eeuwen bekend: overstromingen, overbevolking, verkeerscongestie, milieuvervuiling, besmettelijke ziektes, ongezonde stedelijke voedingspatronen. Met het oog op de grote investeringen in stedenbouw en infrastructuur is er een grote belangstelling voor risicoanalyse ontstaan vanuit de behoefte om te weten hoe groot de kans is dat een waterkering het begeeft. Weliswaar is dat risico heel klein (doorgaans een kans van een keer in de 10.000 jaar), maar als het gebeurt dan zijn de gevolgen groter dan ooit.

Bas Jonkman, een civiel ingenieur bij Rijkswaterstaat, en Nathalie Asselman, een onderzoeker bij Delft Hydraulics, de den een computersimulatie van een dijk doorbraak bij Capelle aan den IJssel. Ach ter die dijk ligt de diepste polder: 7 meter onder de zeespiegel. Het aantal inwoners in het overstroomde gebied bedraagt 942.000, het aantal mensen dat niet tijdig geëvacueerd kan worden, bedraagt 485.000 en het aantal dodelijke slachtoffers wordt berekend op 72.000: het water zou binnen enkele uren vijf tot zes meter hoog staan.

Om die denkbeeldige catastrofe in goed perspectief te plaatsen moet je bedenken dat bij de grootste Nederlandse watersnoodramp uit de recente geschiedenis in 1955 ruim 1800 Nederlanders om het leven kwamen. Die ramp leidde tot een van de grootste water bouwkundige projecten uit de Nederlandse geschiedenis: de Deltawerken.

In het algemeen is de verdediging tegen de zee de laatste kwart eeuw vooral geïnformatiseerd. Nederland bestaat uit zand, klei en veen en heeft daardoor een zeer beweeglijke kustlijn. Kustmorfologie is dus een prominent onderzoeksgebied. Gedrag van water en sediment (zand en klei) kan steeds beter in computermodellen worden nagebootst, zodat ook de gevolgen van menselijk ingrijpen kunnen worden voorspeld. Deze voorspellende kennis wordt steeds belangrijker naarmate de menselijke beschaving zich steeds meer concentreert langs de kusten van de wereldzeeën. Deels afgeleid hiervan is de relatief grote wetenschappelijke belangstelling in Nederland voor meteorologie en klimatologie, omdat weer- en klimaatveranderingen in lage kustgebieden grote gevolgen hebben.

De preoccupatie met weer en klimaat uitte zich in een vroegtijdige betrokkenheid bij ruimtevaartprojecten op het gebied van atmosferisch onderzoek en aardobservatie. Nederland had de tegenwoordigheid van geest om in de jaren zestig de vestigingsplaats te claimen van het technische onderzoekscentrum van de Europese ruimtevaartorganisaties ESA: Estec (European Space Technology Center, Noordwijk).

Waterbeheer

Zoals de tsunami van tweede kerstdag heeft bewezen, is in kustgebieden niet al leen alertheid en verdediging tegen de zee belangrijk, maar ook de drinkwatervoorziening. In het algemeen is in stedelijke gebieden en in het bijzonder in rampgebieden het belang van sanitatie het voorkomen van ziektes en epidemie en als gevolg van vermenging van drink water en uitwerpselen van het hoogste belang. In Nederland is de consumptiewater volledig gesloten. Al het rioolwater wordt gezuiverd tot op een niveau waarbij het zonder milieubelasting kan worden geloosd op het oppervlaktewater; de drinkwaterbereiding uit oppervlaktewater is de laatste jaren verder vervolmaakt door toepassing van nieuwe zuiveringstechnieken met ultramembranen en met ultraviolet licht dat bacteriën doodt op een milieuvriendelijker manier dan chemicaliën dat doen. Daarmee evenaart de kwaliteit van het drinkwater die van gebotteld bronwater. De technologie is ontwikkeld door het drinkwaterbedrijf PWN samen met een Canadese Nederlander, Hank van der Laan. Zijn bedrijf, Trojan, is in gesprek met Chinese autoriteiten in Peking en Sjanghai.

Nederland heeft vanwege zijn eeuwenlang stedelijke geschiedenis vroegtijdig grote aandacht ontwikkeld voor volksgezondheid. Die uit zich in een grote aandacht voor voedselkwaliteit. Door de vergrijzing wordt medisch-wetenschappelijk onderzoek alleen maar belangrijker. Als gevolg daarvan scoort Nederlandse medische research disproportioneel hoog in internationale citatie-indexen.

We hebben eind vorig jaar aan de vijftig invloedrijkste mensen in de Nederlandse R&D (in termen van bestedingsbevoegdheid) gevraagd waarin Nederland moet uitblinken. Uit die gesprekken kwam naar voren ‘elektronicavalley’: het gebied rondom Philips, dus de technische universiteiten van Eindhoven, Aken en Leuven. Nieuw genoemd werden een ‘medical valley’ en een ‘foodvalley’.

Voedselveiligheid

Om een dicht opeengepakte bevolking te voeden werd al in de zeventiende eeuw de landbouw geïndustrialiseerd in grote veeteeltbedrijven in speciaal hiervoor ontwikkelde landaanwinningsprojecten zoals de Schermer en de Beemster in het noorden van Nederland. Hierdoor waren houdbare producten zoals kaas, boter, maar ook beperkt houdbare zoals melk en vlees en verse groente op korte afstand van de stad beschikbaar. Door talrijke kanalen had Nederland al in de vroege zeventiende eeuw een fijnmazig productie en distributiesysteem om een stedelijke agglomeratie met een miljoen inwoners ‘just in time’ te voeden. Nederland was toen veruit de grootste ‘stad’ van Europa. Vandaag de dag bestaat 20 procent van de Nederlandse export uit landbouwproducten (zuivel en vlees) en siergewassen. Nederland huisvest de grootste zuivelcoöperatie ter wereld, het Nederlands Deense Campina-Arla. De 1,5 miljoen Nederlandse melkkoeien geven elk ongeveer 7000 liter per jaar. De koe is daarmee zelf een fabriek geworden.

De intensieve veehouderij in Nederland heeft in recente jaren geleid tot grote uitbraken van mond- en klauwzeer, varkenspest en vogelpest. Daarbij moesten miljoenen dieren preventief worden vernietigd. Sinds jaar en dag heeft daarom veel onderzoek plaats naar de ontwikkeling en mutatie van virussen. Nederlandse laboratoria staan daarom vooraan bij wereldwijd onderzoek naar onder meer influenza, Sars en vogelpest. De bio-industrie leidde tevens tot een voor de volksgezondheid gevaarlijk gebruik van antibiotica en groeihormonen. Dat noopte de autoriteiten tot het in het leven roepen van een omvangrijke regelgeving en een controleapparaat.

Nederland is dichtbevolkt. Behalve 17 miljoen mensen wonen er 5,7 miljoen koeien, 11 miljoen varkens en 80 miljoen kippen. Wat voor de veterinaire gezondheidszorg geldt, gaat ook op voor de humane gezondheidszorg. Hiv en aids worden in Nederland beschouwd als een bijverschijnsel van ‘intensieve menshouderij’ omdat het leven in een stad nu een maal leidt tot meer wisselende (seksuele) contacten. Met name in het AMC (het academisch ziekenhuis van de Universiteit van Amsterdam) heeft hiernaar veel onderzoek plaats; daarnaast is er veel aandacht voor verslavingszorg en seksueel overdraagbare aandoeningen.

In het kielzog van de landbouw bevindt zich een grote voedselverwerkende industrie die in toenemende mate vervlochten raakt met de medische industrie, zodat het onderscheid tussen voeding en medicijn lijkt te vervagen. Het Nederlands-Britse Unilever is de grootste voedselverwerkende onderneming. De laatste jaren is veel R&D-inspanning van grote laboratoria zoals Unilever Research (bij Rotterdam, Vlaardingen) gaan zitten in het ontwikkelen van voeding met specifieke eigenschappen zoals melkproducten met extra calcium tegen botontkalking en cholesterolverlagers. Dit is een beginnende trend om functionele voeding te ontwikkelen tegen niet alleen hart en vaatziekten maar in later instantie ook kanker, diabetes en dergelijke. Obesitas wordt een van de grote uitdagingen van voedseltechnologen in de komende jaren. Ziektekostenverzekeraars komen nu al met regelingen waarbij verzekerden de (extra) kosten van zulke voeding gekort krijgen op hun premie. Vooral met het oog op de naderende vergrijzing wordt gezond voedsel belangrijk, net als medische thuiszorg, het onthospitaliseren van de medische zorg. Philips ziet dit als de grote groeimarkt van de komende jaren. Voor landbouw en voeding is Nederland een exporteur. Landbouwproducten zijn bederfelijk en moeten dus snel worden vervoerd. De siergewassentelers beschikken over een wereldwijd just-in-time systeem. ’s Nachts worden bloemen (die in kassen groeien op stedelijke CO2,-uit stoot) geoogst, ’s morgens vroeg geveild en met vliegtuigen gekoeld vervoerd naar plaatsen zoals Tokio, Moskou en New York, waar zij aan het begin van de middag te koop zijn. De komende jaren wordt de tuinbouwer procesoperator: via regulering van zijn CO2-bemesting en nachtverlichting in zijn kassen bestuurt hij het systeem van genetisch gemodificeerde gewassen aan de hand van fluctuaties in de marktprijs van uur tot uur, die hij volgt via de online veiling.

Logistiek

Meer dan exporteur is Nederland Europa ‘s stapelplaats en doorvoerhaven voor aardolieproducten, chemicaliën en (bulk)goederen. Om alles te kunnen in en uitvoeren heeft Nederland niet alleen een disproportioneel grote zeehaven bij Rotterdam, maar heeft Amsterdam ook een ‘te grote’ luchthaven: na Londen, Parijs en Frankfurt de vierde van Europa. Rotterdam had de eerste volledig automatisch werkende containerterminal en beschikt sinds kort als eerste haven over een containerscanner die voldoet aan alle eisen van de Amerikaanse douane, wat belangrijk is voor een ongehinderde goederenstroom richting de VS.

Behalve veel politiek kunst- en vliegwerk vereist de aanwezigheid van een grote luchthaven vlak bij een miljoenen stad ook heel veel technologische inspanning om ruimtelijke belangenconflicten op te lossen en om de milieubelasting binnen te perken te houden: bewaking van geluids- en emissieniveaus maar ook het beheersbaar houden van industriële rampenrisico’s. Het moment nadert echter waarop de Nederlandse Delta zal besluiten grote stukken Noordzee in te polderen. Nederland is een economische hoge drukpan. Steeds meer andere kustgebieden worden dat ook.

Erwin van den Brink is hoofdredacteur van de Nederlandse editie van Technology Review.

 

Nederland is het laboratorium van de 21ste eeuw.

Perfumed jungle VIEW OF MARINA kopieDit stuk kreeg een eervolle vermelding in de essaywedstrijd ’21 minuten’ in 2005, een initiatief van de Stichting De Publieke Zaak. (http://www.publiekezaak.nl/)

 

800 woorden

Nederland is het laboratorium van de 21ste eeuw.

 

Met weemoed wordt in Nederland teruggekeken op de Gouden Eeuw. Het zou beter zijn de geschiedenis van Nederland te beschouwen als actief kenniskapitaal. Nederland is de bakermat van een van de meest succesvolle systemen waarmee de mensheid zijn eigen vooruitgang bewerkstelligt: het moderne kapitalisme. Het gaat dan vooral om de uitvinding van het aandeel: het ‘stuk’ waaraan het Amerikaanse stock exchange refereert. Het oudste bekende aandeel komt uit Nederland. Het gaat hier om het concept dat meerdere personen ongeacht rang of stand het (start-)kapitaal verschaffen voor een expeditie of onderneming die als doel heeft winst te maken ten dienste van deze kapitaalverschaffers die als aandeelhouder naamloze vennoot zijn. Zij lopen daarmee bewust risico maar krijgen als de onderneming slaagt een proportioneel deel van de gemaakte winst (dividend). Het oudste bekende aandeel is een aandeel in de Verenigde Oost Indische Compagnie, de eerste moderne multinational ter wereld. Het aandeel is aantoonbaar van Nederlandse origine en een van de grootste zakelijke innovaties aller tijden.

Het aandeel en de VOC zijn een uitdrukking van de Nederlandse ondernemerscultuur die overal ter wereld nog steeds respect afdwingt: creatief, niet gehinderd door conventies, flexibel en weinig scrupuleus maar ook met een hoge mate van aanpassingsbereidheid: Niet voor niets dreven alleen de Nederlanders meer dan drie eeuwen als enige buitenlandse mogendheid handel met Japan.

Het kapitalisme is in Nederland nooit ongebreideld geweest maar altijd ingebed in een maatschappelijk stelsel dat de uitwassen ervan dempte. We kennen een lange traditie van liefdadigheid, maar ons land is ook de bakermat van de democratie. Het waterschap, hoewel tegenwoordig tamelijk rudimentair, is waarschijnlijk de oudste nog bestaande vorm van zelfbestuur. Het stoelt op de gedachte dat samenwerking alleen mogelijk is door middel van overeenstemming. Alleen op die manier was het mogelijk het land te verdedigen tegen het water. Het leidde tot een preoccupatie met afspraken, regelgeving, tot een sterk gejuridiceerde, administratieve cultuur.

Nederland exporteerde het idee van regels op basis van overeenstemming. Ook het internationale (zee-)recht heeft daardoor zijn oorsprong in Nederland en behalve zakelijk komen dus ook veel juridische innovaties uit Nederland, recent bijvoorbeeld op het gebied van luchtvaartrecht.

De opmars van de Republiek leidde tot een zelfbewustzijn door alle lagen van de bevolking, een egalitaire burgerlijke cultuur. Nederland is daarmee ook de bakermat van de populaire kunst: de Hollandse meesters schilderden geen hoofse maar alledaagse taferelen. Hoewel gemaakt in opdracht van de zeer vermogenden was die kunst voor iedereen te begrijpen. Nederlandse kunst en design zijn nog steeds ongecompliceerd vernieuwend, pretentieloos verhelderend.

Samen met Venetië is Nederland de oudste moderne republiek waarbij Nederland zich er op kan laten voorstaan dat die republiek tot stand is gekomen door een opstand. Kenmerkend voor die opstand zijn het postulaat dat een volk het recht heeft om een tirannieke vorst vervallen te verklaren van zijn bestuurlijke rechten en dat ieder mens in elk geval binnenshuis het zijne mag denken. Het Plakkaat van Verlatinghe waarin dit postulaat is terug te vinden, heeft de Pilgrim Fathers geïnspireerd toen zij tijdens hun verblijf in Delfshaven de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring voorbereidden. Nederland is daarmee ook een, zoniet de, bakermat van de overheersende staatsvorm in de moderne tijd.

Dat alles was nodig om het samenleven op een klein drassig oppervlak tot een succes te maken. Maar het was niet genoeg. In de negentiende en twintigste eeuw is Nederland doorgestoten tot de tien welvarendste landen ter wereld door zichzelf na een eeuw van indolentie (de achttiende eeuw) opnieuw uit te vinden. Niet alleen door indrukwekkende waterbouwkundige werken en landaanwinningsprojecten, maar ook door industrialisatie, stedelijke planologie, stedelijke sanitatie (een ongeëvenaard goede afvalwaterbehandeling en drinkwatervoorziening), een hoogontwikkeld systeem voor volksgezondheid, een zeer intensieve landbouw die een enorme milieutechnische en veterinaire beheersing vereist. Nederland beschikt hierom noodzakelijkerwijs over enorm veel epidemiologische en virologische kennis. Waar volksgezondheid raakt aan vraagstukken van ethiek – geboortebeperking, abortus, euthanasie, drugsbeleid, het legaliseren van prostitutie – is Nederland een van de meest innovatieve landen: verguisd en bewonderd. Heel langzaam lijkt nu het Nederlandse denken over bijvoorbeeld euthanasie navolging te krijgen in het buitenland, de Verenigde Staten

De afgelopen kwart eeuw lijkt Nederland zelf vooral vruchteloos bezig met het hervormen van zichzelf in sociaal en politiek opzicht. Een gevecht om aanpak van de structurele problemen zoals werkloosheid en een stroperige overheid waarbij als het er op aan komt steeds net niet voldoende gevoel van urgentie heerst om de problemen drastisch aan te pakken.

Na de innovatieve Republiek verzandde de Nederlandse ondernemingslust in een Jan Saliegeest. Na ruim honderd jaar van regressie, indolentie, zelfgenoegzaamheid ontwaakte Nederland als moderne natiestaat. Als Nederland de komende honderd jaar iets wil betekenen dan is het als staat in de lappendeken van de Europese Unie waarin elke staat, land of regio op grond van zijn historie een unieke rol kan vervullen. We moeten ons niet van ons stuk laten brengen door de inhaalslag die arme Oost-Europese en Aziatische landen maken deels ten kosten van ons.

De komende honderd jaar heeft een ongekende volksverhuizing plaats van uit de binnenlanden naar de kustgebieden. Daar in die laaggelegen kwetsbare gebieden vindt in hoog tempo urbanisatie en industrialisatie plaats met alle gevolgen van dien die ontwikkeling nodig maken van een specifieke kennis op het gebied van kustverdediging, waterbeheer, milieubeheer, planologie, voedselvoorziening, gezondheidszorg. Zowel technologische als juridische, bestuurlijke en politieke kennis.

In die zin kan Nederland op grond van eeuwen ervaring een innovatieve proeftuin, een ‘valley’ zijn waarin kennis wordt ontwikkeld die je heel ruim kunt definiëren als ‘coastal urbanization technology’ het totale complex aan kennis en ervaring dat nodig is om in kwetsbare laaggelegen kustgebieden een hoogontwikkelde samenleving in stand te houden. In die zin kan Nederland de proeftuin zijn van de eenentwintigste eeuw.

 

 

Gezondheidsraad is roomser dan de Paus. Alcoholgebruik en vermoeidheid (NWT maart 2005)

angel-1087938_960_720

Natuurwetenschap en Techniek, NWT Magazine, maart 2005

Gezondheidsraad is roomser dan de Paus

 

Erwin van den Brink

 

Wat te doen als je eigenlijk niet weet hoe het zit? Met dat probleem worstelt de Gezondheidsraad in twee recente adviezen waar we weinig mee opschieten. Het eerste gaat over het chronische vermoeidheidsyndroom, CVS (ook wel afgekort als ME, myalgische encephalomyelitis), het ander heeft betrekking op alcoholgebruik rondom zwangerschap en geboorte.

Over ME zegt de raad: er is wat met die mensen aan de hand maar we weten, klinisch gezien, niet wát. Volgt een advies om ME-lijders cognitieve gedragstherapie te laten volgen, die inhoudt dat ze weer leren om normaal actief te worden. Over drinken rond zwangerschap zegt de raad: doe nou maar helemaal niet, dan kan er ook niets misgaan. Zelfs de man dient voor alle zekerheid minstens een week voor de beoogde conceptie elk drankgebruik te staken.

Na lezing van die twee adviezen dringt de gedachte zich op: had je de tijd en moeite bespaard van dat advies over alcoholgebruik, dan hadden jullie het advies over ME misschien wetenschappelijk wat verder kunnen optuigen, want een Raad is ook maar een Raad en het moet uit de lengte of uit de breedte komen.

Waarom ME? Dat lijkt evident: een groep van dertig- tot veertigduizend mensen lijdt aan extreme, langdurige vermoeidheid die hen arbeidsongeschikt maakt, en het zullen er eerder meer dan minder worden. Op dit gebied vallen nog enige pittige onderzoeksvragen te formuleren. Wanneer wordt moeheid ‘ME’? Moe-zijn is een steeds wijder verbreid verschijnsel. We leven steeds gejaagder, mede als gevolg van het toegenomen aantal keuzemogelijkheden – die we allemaal willen benutten. Pleidooien voor onthaasten en quality time helpen weinig. De Amerikaanse hoogleraar psychologie Barry Schwartz houdt ons in zijn boek The Paradox of Choice voor dat het grote aantal keuzemogelijkheden mensen alleen maar minder gelukkig maakt. Daar komt nu dus het dilemma bij of je na een leuk avondje uit nog wel aan seks mag doen op de enige manier die zelfs door de paus nog is goedgekeurd.

In onze ‘kennissamenleving’ werken we bij voorkeur met ons hoofd. Dan is het logisch dat vermoeidheid daar ontstaat. In dat licht is het vreemd dat de gezondheidsklachten over extreme moeheid zo lang zijn weggeredeneerd door medische deskundigen.

Matig alcoholgebruik rondom zwangerschap en geboorte is daarentegen geen manifest maatschappelijk probleem. Bij mijn weten is geen sprake van een verontrustende toename van verschijnselen als spontane abortussen of psychische problemen bij pasgeborenen en kinderen, gecorreleerd aan alcoholgebruik. (Dat zwaar drinken schadelijk is voor het nageslacht staat natuurlijk buiten kijf.)

Je vraagt je af wat dan wel de aanleiding is geweest voor dit advies. Onder het kopje ‘Aanleiding’ staat dat er nog al wat uiteenlopende opvattingen bestaan over de effecten van matig alcoholgebruik tijdens zwangerschap. Deze literatuurstudie verandert daar niets aan. Het wemelt van de mogelijke verbanden afgeleid uit het directe effect van alcohol in het bloed van de moeder op de foetus, maar nergens is het effect op de gezondheid van de latere kinderen gekwantificeerd.

Waarschijnlijk is de aanleiding dat de bureaucratie uit die ‘uiteenlopende opvattingen’ graag consensus wil distilleren. En toevallig lag de zoveelste uit de Verenigde Staten overgewaaide gezondheidshype voor het oprapen. Het is binnen afzienbare tijd mogelijk om zwangere vrouwen met behulp van een geïmplanteerde chip te laten deelnemen aan klinisch onderzoek waarbij continu de alcohol in hun bloed wordt gemeten. Ik vraag me af of we er wat mee opschieten en of we dat moeten willen. We kunnen het geld dat daarmee gemoeid is beter gebruiken om echt inzicht te krijgen in een raadselachtig verschijnsel als ME.