Categorie archieven: Geen onderdeel van een categorie

Oosterschelde, recensie ( 28 november 2008, nr 19)

Oosterschelde

Oosterschelde

 

En zo krijgt de Oosterscheldekering misschien toch nog het krediet dat hem toekomt. De Deltacommissie 2 onder leiding van oud-minister Cees Veerman schrijft in zijn recente rapport immers dat op termijn de Zeeuwse zeegaten weer open moeten, om de groeiende hoeveelheid rivierwater te kunnen afvoeren. Want behalve ons bewust zijn van het gevaar van overstroming door de zee zijn we ons inmiddels ook bewust van het gevaar van overstroming door hoge rivierstanden.

Daarnaast is er ook ervaring opgedaan met de milieugevolgen in de zeegaten die een geheel dichte dam hebben. Het uitspoelen van overbemeste landbouwgronden in West-Brabant heeft in de loop der jaren geleid tot achteruitgang van het natuurlijke milieu in de zeegaten waarin het zoute getijdesysteem veranderde in stilstaand zoetwater.

Journalist Paul de Schipper laat in het boek De slag om de Oosterschelde zien dat de protesten tegen de afsluiting van de Oosterschelde niet vanuit de milieubeweging ontstonden in de loop van de jaren zestig en zeventig, maar dat er onder de plaatselijke bevolking eigenlijk al van meet af aan onlustgevoelens broeiden omdat een dichte dam het einde zou betekenen van de visserij die in de Zuiderzee immers ook was verdwenen nadat die na de aanleg van de Afsluitdijk veranderde in een zoet meer.

Het boek is vooral het epos van de Aktiegroep Oosterschelde Open. Veel leden van die actiegroep zijn nu oud en een aantal van hen leeft niet meer. De Schipper benadrukt de authenticiteit van de actievoerders. Ze zijn geen van allen gaan behoren tot wat hij het milieu-establishment of de Groene Maffia noemt. In feite heeft de actiegroep zich ontbonden nadat het pleit voor een open stormvloedkering was beslecht en heeft ieder toen weer de drad van zijn gewone leven opgepakt.

Het boek is vooral lezenswaardig voor mensen die een grote nostalgische affiniteit hebben met die periode. Het is een zeer gedetailleerd journalistiek verslag waarin heel veel mensen aan het woord komen. Groot pluspunt: het boek heeft dan ook een namenregister.

In zijn volledigheid wordt het echter wel knap langdradig: een flinke 500 pagina’s. Het is een nog al beschrijvend boek. Opinierend is het wel in die zin dat de auteur grote sympathie heeft voor de actiegroep maar geen stelling neemt in de essentiele vraag of die Stormvloedkering nu wel of geen goede beslissing is geweest. Want hoewel de dam ‘open’ is, heeft hij de getijdewerking toch drastisch verminderd en de milieugevolgen daarvan zijn niet uitgebleven. Het aantal schorren en slikken vermindert doordat de stroming door de nauwe gaten veel krachtiger is en zandval veroorzaakt, een geleidelijk proces waarbij zand van de rand van de platen in de stroomgeul verdwijnt.

Wat betreft techniek en veiligheid heeft de Stormvloedkering zich na 23 jaar dient behoorlijk bewezen. Er hebben zich nooit onoverkomelijke technische gebreken geopenbaard. De pijlers staan nog steeds kaarsrecht en steevast. Er bestond aanvankelijk vrees dat de dam zichzelf zou kunnen wegspoelen door de enorme stroming door de gaten.

Ecologisch is de kering een twijfelgeval omdat de verminderde getijdewerking de Oosterschelde toch heeft aangetast. Echter, vast staat dat een dichte dam het milieu veel erger aangetast zou hebben. Het zou daarom interessant zijn om na te gaan of er met de kennis en ervaring die met de Oosterscheldekering is opgedaan en met de wetenschap dat we de hermetisch gesloten zeerarmen wellicht moeten heropenen om de toenemende hoeveelheid rivierwater af te voeren, een afsluitbare open kering is te ontwikkelen met een veel grotere doorlaatbaarheid dan de Oosterscheldekering. Jammer dat De Schipper ons die blik in de toekomst niet gunt.(EvdB)

PAUL DE SCHIPPER: DE SLAG OM DE OOSTERSCHELDE ● ATLAS ● 496 BLZ. ● € 24,90 ● ISBN 978 90 450 0048 0

Wees niet gehoorzaam. De Stellingname (hoofdredactioneel in NWT, 8, 2008)

20090603-tank-cole-1000px8, 2008

 

Tekst Erwin van de Brink

 

Duitsers komen vooral af op de in hun ogen hogere kwaliteit van de kleinere Nederlandse universiteiten. De omvang van de gemiddelde Duitse universiteit is aanzienlijk groter en het onderwijs daarom onpersoonlijker. Wat vanuit Duitsland naar hier komt is niet de middelmaat, maar de betere tot briljante student. Dat je hier ‘jij’ kunt zeggen tegen een professor, ervaren veel Duitse jongeren als een bevrijdende openheid.

Voor Chinezen is onze onderlinge vrijpostigheid een nog grotere cultuurschok. Dat is overigens niet waar zij op af komen. Chinezen komen naar het Westen om kennis op te doen, met name technische en natuurwetenschappelijke kennis, en ze komen hier omdat er veel meer wordt les gegeven in het Engels dan in landen als Frankrijk of Duitsland.

In een interview in de GPD-kranten gaf Ai Wei Wei, mede-architect van het Olympisch Stadion in Peking, lucht aan zijn verontwaardiging over de propaganda die de Chinese regering met de spelen heeft bedreven. Hij vond met name de openingsceremonie van een stalinistische zo niet nazistische allure. In wansmaak gegoten mythevorming van een totalitaire staat. Over de Chinese jongeren is hij dan ook kort. Die zijn dom in de zin van: gedesinformeerd.

Hoe ervaart zo’n jonge Chinees, vraag je je af, het intellectuele klimaat in Europa waar klimaatscepticus Fred Singer (zie pagina 48) de afgelopen zomer in een lezingencyclus ageerde tegen het Europese beleid om de uitstoot van broeikasgassen te beperken. Waar Marcoen Cabollet tien jaar kon werken aan een proefschrift over een fundamentele nieuwe theorie die de algemene relativiteitstheorie en de quantummechanica op losse schroeven moest zetten, alvorens zijn promotie een paar dagen van tevoren werd afgeblazen (zie pagina 63).

Over deze meest dramatische gebeurtenis van het afgelopen academisch jaar in Nederland valt van alles te zeggen. De kans dat iemand in zijn eentje zo’n beetje de natuurkunde herschrijft is uiterst klein maar kan ook niet weer worden uitgesloten. Wat er ook op Cabollet valt af te dingen: je kunt van hem niet zeggen dat hij dociel is.

Dat is precies waar het volgens Ai Wei Wei aan schort bij Chinese jongeren. En nu is de vraag: worden onze wetenschappelijke instellingen met de groeiende instroom van Chinezen steeds meer Chinees – gehoorzamer, volgzamer – of worden die Chinese studenten ‘Europees’ eigenwijs, mondig, tegendraads, en zo men wil, subversief. (En wat vindt de Chinese regering daar dan weer van). Welke kant gaat het balletje oprollen? Dat lijkt mij een interessante vraag, gegeven de huidige reproductiefactor van de Nederland – 1,7 kind per vrouw – en een sterk vergrijzende academische bevolking.

 

 

 

 

 

KEES LE PAIR EN IR. KEES DE GROOT BEDENKEN REDDINGSPLAN VOOR INDUSTRIE ‘Meer zeggenschap voor technici in bedrijven’

Den Haag, 26 juni 2008. Kees de Groot (l) en Kees Le Pair (r).
Den Haag, 26 juni 2008. Kees de Groot (l) en Kees Le Pair (r).

 

56_59_INGR13_Interview

[STEMPEL SPECIAL ARBEIDSMARKT]

 

 

Het Interview

 

 

tekst erwin van den brink

foto’s jordi huisman: www.jordihuisman.nl

 

 

  1. KEES LE PAIR EN IR. KEES DE GROOT BEDENKEN REDDINGSPLAN VOOR INDUSTRIE

 

‘Meer zeggenschap voor technici in bedrijven’

 

De toegenomen macht van het snelle geld en de zucht naar het vlugge rendement hollen de Nederlandse industrie uit en moeten aan banden worden gelegd, vinden dr. Kees le Pair en ing. Kees de Groot. Zij mobiliseerden binnen KIVI Niria medestanders en formuleerden een advies: ingenieurs moeten actiever zijn in het bedrijfsbestuur, via de ondernemingsraad en door aandeelhouderschap.

 

Ze maken zich zorgen, dr. Kees le Pair en ir. Kees de Groot. Ze waren zorgeloos aan het zeilen in de Caraïben, beide heren in ruste, maar er knaagde iets: het gaat niet goed met de Nederlandse industrie. ‘Zo is Corus overgenomen door Tata met geleend geld, dat vervolgens als schuld op de balans van het staalbedrijf in IJmuiden is gezet’, geeft Le Pair als voorbeeld. ‘Nu hoor ik van verschillende kanten dat bij de R&D de hand op de knip wordt gehouden, omdat het bedrijf zucht onder die schuld. De bezuinigingen zijn zo drastisch dat afdelingen daardoor zelfs tijdelijk hebben stilgelegen. Ik ben op de hoogte van een aantal incidenten en die baren mij zorgen.’

Het is een veel voorkomend patroon: de zittende aandeelhouders worden duur uitgekocht en profiteren, het topmanagement krijgt bonussen, en de overnemende partij wordt niet arm van de overname omdat hij die financiert met geleend geld. Die schuld wordt geparkeerd bij het overgenomen bedrijf en vervolgens afbetaald door winstgevende delen van het bedrijf te verkopen of door sterk op kosten te besparen en dus minder te investeren.

Erger nog zijn activistische aandeelhouders, zoals hedgefondsen die Le Pair en De Groot aandeelhandelaars noemen. Die zijn niet geïnteresseerd in het houden, bezitten van aandelen, maar slechts in het verhandelen, in het snel geld verdienen met koerswinst. De Groot: ‘Bedrijven die winst maken, goed gekapitaliseerd zijn, betekenisvolle producten maken, werkgelegenheid bieden en kennis genereren, verdwijnen, alleen omdat een hedgefonds eist voor de aandeelhouders door opsplitsing en verkoop een kortetermijnwinstje te behalen en vervolgens allerlei beloften over continuïteit niet nakomt. Daardoor wordt een groot maatschappelijk kapitaal vernietigd dat de basis vormt van onze economie. Een bedrijf belichaamt altijd een investering in de verdere toekomst. Er zit potentiële kennis in die op korte termijn niets oplevert en als het ware niet op de balans zichtbaar is, zoals een goede R&D-afdeling. Door die weg te bezuinigen ontneem je het bedrijf een belangrijke groei- en continuïteitsfactor.’

De Nederlandse regering heeft geen industriebeleid, vindt Le Pair. ‘Daarmee bedoel ik dat we onvoldoende een economische structuur koesteren die bestand is tegen veranderingen in de wereld en waarmee we als land in een bepaalde mate zelfvoorzienend zijn. Als wij niets meer kunnen maken, dan halen we onze spullen uit China en India, maar wat leveren wij ze dan nog terug? Creativiteit en management? Dat houdt op den duur geen stand. De kracht van een land wordt gevormd door een evenwichtige betalingsbalans met het buitenland, dus door voldoende export tegenover de import. Export zit vooral in goederen en in diensten door bedrijven, in industriële activiteiten voor een belangrijk deel. Om te zorgen dat wij nu, maar ook in de toekomst, de wereld een aantrekkelijk palet aan Nederlandse goederen en diensten kunnen bieden, is het nodig in die bedrijven de continuïteit voor de langere termijn te waarborgen. Bedrijven moeten zich onderzoek waarbij de kosten altijd voor de baten uitgaan, blijven permitteren. Als je stopt met research, gaan de kosten omlaag en de winst omhoog, maar is grote schade aangebracht aan het toekomstig verdienpotentieel van het bedrijf.’

Met de nieuwe wet op de structuurvennootschap hebben aandeelhouders meer invloed gekregen. Er was destijds veel kritiek op de macht van de zittend bestuurders, het old boys network van commissarissen die elkaar benoemden en zo elke verandering tegenhielden. Het lijkt een beetje op de privatisering van de Amsterdamse taxibranche; dat was ook zo’n dichtgetimmerde wereld. Door de liberalisatie begaven zich allerlei chauffeurs van bedenkelijk allooi op de markt. Ook in de industriële overnames begeven zich partijen met bedenkelijke intenties. ‘Cowboys’, noemt De Groot ze. ‘Wat nu gebeurt bij ASMI is een grote schande. Aandeelhouders dwingen het bedrijf een onderdeel waarin een veelbelovende toekomstige technologie zit, af te splitsen. Ze houden een melkkoe over, maar die blijft dat alleen zolang die niet leeg is gemolken.’

De Groot is niet tegen overnames op zich, want die horen bij een dynamische economie. ‘Je moet niet ten koste van alles behouden wat je hebt. In onze scheepsbouwindustrie die door een diep dal is gegaan, werken nu weer 31 000 mensen. Het gaat er beter dan ooit. Dat kun je niet zeggen van een heleboel grote werven in het buitenland die met exportsubsidies in leven worden gehouden.’

 

ADVIES

De Groot en Le Pair besloten na die zeiltocht waarin zij hun zorgen deelden, iets te doen. Ze schreven een brief aan de president van ingenieursvereniging KIVI Niria, ir. Jan Dekker. Het hoofdbestuur vroeg daarop de Raad Wetenschap, Techniek en Maatschappij (RWTM) van KIVI Niria om advies. Er werd een bijeenkomst belegd waaraan behalve de RWTM-leden ook Dekker en enkele prominenten deelnamen, onder wie drs. Aad Jacobs, oud-bestuursvoorzitter van ING en oud-president-commissaris van Shell, prof.drs. André Kampfraath, commissaris bij een groot aantal ondernemingen, en prof.dr. Alfred Kleinknecht, hoogleraar Economie en Innovatie aan de TU Delft. Daar bleek een grote mate van eenstemmigheid en bezorgdheid te bestaan over de door De Groot en Le Pair aangekaarte problematiek.

De RWTM vindt dat het regime van de oude structuurvennootschap ‘dat uitging van balans tussen de belangen van alle stakeholders (aandeelhouders, maar ook werknemers en de maatschappij als geheel) te snel, maar vooral al te rigoureus is afgedankt’. Weliswaar is onder de huidige wet- en regelgeving wangedrag bij bedrijfsovernames gerechtelijk aan te vechten, maar dat instrumentarium is onvoldoende: het is alleen achteraf toepasbaar als het kwaad, dat veelal onomkeerbaar is, al is geschied.

Het hoger kader van bedrijven toont weinig belangstelling voor de ondernemingsraad (or) die middelen heeft om de gang van zaken te beïnvloeden. Ingenieurs moeten hier de hand in eigen boezem steken; ze zouden meer in de or moeten participeren. Hoge beloningen en bonussen voor het management werken het scoren op de korte termijn in de hand: goede kwartaalresultaten die de beurskoers omhoog jagen. Maar voor de langere termijn is het veel belangrijker dat medewerkers, vooral cruciale, zoals technici in de industrie, mede-eigenaarschap verwerven in de vorm van aandelen en opties. ‘Het genus technicus gedijt het best in een cultuur waar continuïteit hoog staat aangeschreven’, luidt een van de aanbevelingen. Voor ingenieurs is vooral van belang dat alleen eigenaren met een langetermijnvisie bereid zijn te investeren in technologische kennis voor continuïteit en innovatie. Aandelen die voortdurend van eigenaar veranderen mogen geen stemrecht meer geven. De zeggenschap in bedrijven moet worden beperkt tot aandeelhouders die hun stukken bij het bedrijf hebben geregistreerd en die hun stukken langer dan een bepaalde tijd (bijvoorbeeld een jaar) in bezit hebben. Stemrecht op aandeelhoudersvergadering via machtigingen of op basis van geleende aandelen moet verboden worden. Ook mag de overnemende partij het bedrijf dat wordt overgenomen, niet meer opzadelen met de schuld die is aangegaan om de overname te plegen. Dit zogenoemde doorlenen mag pas als de overname langer dan vijf jaar geleden is. Zo is het bedrijf de eerste vijf jaar beschermd tegen financiële uitholling. Bedrijvenhandel (overnemen, opknippen en delen doorverkopen) moet minder aantrekkelijk worden gemaakt door het invoeren van een winstbelasting voor zulke handelsondernemingen. Het moet afgelopen zijn met de ‘ergerlijk buitensporige bonussen’ voor het zittende bestuur dat medewerking verleent aan zulke overnames. In plaats daarvan moet ook het personeel in aanmerking komen voor beloning in de vorm van aandelen en opties; de overheid moet dit laatste fiscaal aantrekkelijk maken.

De aanbevelingen die de adviescommissie doet, hebben niet alleen betrekking op de boze buitenwereld. Ingenieurs zelf, de technische specialisten die het hoger kader vormen, moeten grip krijgen. Ze moeten actiever worden in het bedrijfsbestuur, niet alleen via de ondernemingsraad maar ook als mede-eigenaar door aandeelhouderschap. Op hun niveau is er een veel beter begrip van het kenniskapitaal. Neem Stork waarvan werd gezegd dat de luchtvaartactiviteiten helemaal losstaan van de activiteiten in de voedselverwerkende machines. Onzin, aldus De Groot. ‘De leiding is niet op de hoogte van de intensiteit van de kennisuitwisseling op technologisch gebied via de werkvloer. Met het vanuit een strategisch perspectief ruwweg opsplitsen maak je veel meer stuk dan je aan de oppervlakte ziet.’ Le Pair vult aan: ‘Die ingenieurs in ogenschijnlijk geheel verschillende bedrijfsonderdelen kennen elkaar veel beter dan de top van het bedrijf beseft. Op strategisch bestuursniveau denkt men dat er geen synergie is, maar in de dagelijkse bedrijfspraktijk is die er wel degelijk. Zo raakt ook Philips met de afsplitsing van de semiconductoractiviteiten veel kennis kwijt waarvan veel andere onderdelen indirect meeprofiteerden.’

Het advies van de RWTM maakt nog geen einde aan het spoor van verwoesting dat flitskapitaal en -management aanrichten, maar de industrie is erdoor gewaarschuwd.

www.kiviniria.net

 

 

KENGEGEVENS

NAAM

Kees le Pair

LEEFTIJD

72

TITEL

dr.

OPLEIDING

Wis-, Natuur- en Sterrenkunde, Universiteit Leiden

Promotie Natuurkunde, Universiteit Leiden

FUNCTIE

Lid Raad Wetenschap Techniek en Maatschappij (RWTM) van KIVI Niria en vicevoorzitter van de Delftse onderzoeksschool Dimes. Voorheen onder meer oprichter en directeur van technologiestichting STW, voorzitter van de Taskforce ICT, secretaris buitenland van de PSP en correspondent Midden-Oosten voor NRC Handelsblad.

 

KENGEGEVENS

NAAM

Kees de Groot

LEEFTIJD

68

TITEL

ir.

OPLEIDING

Scheikundige Technologie, TU Delft

FUNCTIE

Lid Raad Wetenschap Techniek en Maatschappij (RWTM) van KIVI Niria en adviseur R&D-management. Voorheen onder meer directeur van Shell Research in Rijswijk, voorzitter van de adviesraad voor het technologiebeleid van de TU Delft en lid van het STW-bestuur.

 

 

(QUOTES)

 

‘De bezuinigingen zijn zo drastisch dat afdelingen zelfs tijdelijk stilliggen’

 

‘Wat nu gebeurt bij ASMI is een grote schande’

 

‘Het management is niet op de hoogte van de technische kennisuitwisseling op de werkvloer’

 

Het Grote Goed Nieuwsboek van Simon Rozendaal, recensie (21 december 2007, nr. 20/21)

Hier de PDF van het artikel:

(Bron: http://wondrlust.com/knowledge/what-is-happiness/)
(Bron: http://wondrlust.com/knowledge/what-is-happiness/)

Hier klikkken voor de recensie: Simon Rozendaal

 

 

 

Alles komt goed

 

Boven een interview met Lange Frans en Baas B. in de Volkskrant, enige tijd terug, stond als kop een citaat van de twee: ‘Is het hier dan allemaal zo klote?’ Een retorische vraag. Nee dus. Het glas is niet half leeg, het is half vol. Vindt wetenschapsredacteur Simon Rozendaal van weekblad Elsevier in zijn Het grote goed nieuws boek.

 

Vooral met het milieu in Nederland gaat het beter dan ooit. Met de wereld gaat het volgens hem trouwens ook steeds beter. De toestand in Irak, het moslimextremisme, oorlog en geweld, Rozendaal brengt er statistiek tegen in stelling: ‘in 1950 stierven er nog 700.000 mensen door oorlogen, in 2002 maar 20.000.’

 

Maar laten we ons beperken tot Nederland, Europa of maximaal de westerse wereld. Rozendaal heeft gelijk. In termen van geluk, bestaanzekerheid, rechtzekerheid, welvaart, gezondheid, leven wij in een utopie die onze voorouders honderd jaar of zelfs vijftig jaar geleden niet voor mogelijk hielden. En dat hebben we grotendeels te danken aan wetenschap en technologie. Hij citeert hiervoor bij herhaling uit het grote standaardwerk Techniek in Nederland in de twintigste eeuw.

 

Inderdaad, ons milieu is weer schoon. Dat komt ook doordat we veel vervuiling hebben geëxporteerd naar Azie waar tegenwoordig onze spullen worden gemaakt en waar we veel van ons afval schroot naar toe brengen. En toch worden ze er daar beter van.

 

Minder overtuigend is Rozendaal daar waar hij beweert dat behalve welvaart en welzijn ook de beschaving is toegenomen, met een beroep op Norbert Elias. De uitwassen door het Leger van de Heer in Donker Afrika, de meest vunzige porno in de krochten van het internet…ik ben er nog niet zo zeker van of ‘de beschaving’ in het algemeen toeneemt, zeker niet daar waar een overheid met wetten en regels ontbreekt. Ook een aflevering van De Gouden Kooi op televisie desillusioneert als het gaat om wellevendheid.

 

Het grote goed nieuws boek werkt als aspirine tegen de koppijn die je krijgt van al dat modieuze gelamenteer van opiniemakers. De diepere oorzaak van mijn migraine is de vraag waar ik blijf zitten: waarom toch die voorkeur voor slecht nieuws als er zoveel goeds gaande is? Nederland behoort tot de tien welvarendste landen in de wereld. We zijn volgens een recent VN-onderzoek het gelukkigste volk ter wereld. Waarom zijn er dan toch die azijnpissers die steeds het tegendeel beweren?

 

Daar komt geen antwoord op. Slecht nieuws werkt journalistiek beter dan goed nieuws, weet Rozendaal. Maar waarom dan? Is onze voorkeur voor alarmsignalen, dreiging, soms evolutionair bepaald? Heeft de elite nu de samenleving is geseculariseerd en ook de Koude Oorlog met zijn dreigende atoomapocalyps voorbij is zijn toevlucht gezocht nieuwe hel en verdoemenis in de vorm van bijvoorbeeld klimaatverandering? Heeft zij belang bij angstvisioenen om ons onder de knoet te houden?

 

Maar misschien is de door hem verguisde (milieu-)wetenschap die zichzelf omwille van continuering van subsidies met steeds nieuwe waarschuwingen onmisbaar probeert te maken juist een kenmerk van de democratisering van de wetenschappelijke instituties. We wilden vanaf 1970 immers dat wetenschap ‘maatschappelijk relevant’ zou zijn. Juist omdat we het zo goed hebben accepteren we steeds minder risico’s. We leiden zoals de socioloog Ulrich Beck heeft uitgelegd aan een disproportionele risicobeleving. Je tegen de hoofdstroom van deze publieke opinie keren is politieke zelfmoord in onze mediacratie. Maar wiens schuld is dat?

 

Simon Rozendaal. Het grote goed nieuws boek. Uitgeverij Contact, Amsterdam 2007. € 12,50. (Vanaf 8 november verkrijgbaar).

 

143 pagina’s

 

 

 

Markt werkt soms wel, soms niet: waarom is dat? Het is de technologie! (FD Optiek 6 april 2006)

NS_loc_2207_-_Lovers_Rail,_IJmuiden
Lovers Rail Kennemerstrand Express te IJmuiden (Niels Karsdorp)

 

 

De ene keer is privatisering van een succes, zoals in de telecommunicatie. De andere keer is het een lijdensweg, zoals bij de spoorwegen. Hoe komt dat? Zoek de verschillen! Om Bill Clinton te parafraseren: It’s the technology, dummy! Een technologische doorbraak creëert in een bestaande markt meestal nieuwe ruimte. Dat maakt het voor bestaande partijen gemakkelijker om te accepteren dat er nieuwe concurrenten toetreden omdat die nieuwe technologie de markt verruimt, nieuwe vraag creëert . Als je het zo bekijkt is er geen enkele aanleiding om de energiebedrijven te privatiseren. Ook het afsplitsen van de netten zal er niet toe leiden dat zich in groten getale nieuwe aanbieders aandienen. Wat die nodig hebben is een technische doorbraak waardoor er een parallelle, alternatieve, energiemarkt kan ontstaan.

 

Waarom is de privatisering van de telefonie wel gelukt? Net als bij de privatisering van de spoorwegen was ook hier aanvankelijk een hoop heisa over de toetreding van nieuwe concurrerende partijen tot de bestaande infrastructuur, het vaste lijnennet. Echter, dit probleem heeft zich opgelost doordat zich een nieuwe technologie aandiende: de mobiele telefonie. Die nieuwe infrastructuur die explosief groeit maakt het gemakkelijker voor concurrenten van KPN in de markt te stappen.

 

In de jaren rond de Tweede Wereldoorlog werden trams en buurtspoorwegen verdrongen door de opkomst van particuliere autobusdiensten. De bus was een nieuwe vervoerstechniek die gebruik maakte van een nieuwe infrastructuur, het snel uitdijende (snel-)wegennet. Dat creëerde ruimte voor nieuw particulier initiatief naast het spoor. De openbare weg is gemakkelijker te delen door vele (particuliere) gebruikers dan het spoor. In het systeem heerst in principe geen schaarste zodat de overheid niet regulerend hoeft op te treden in het wel of niet toelaten van vervoerders. Ook toen gold dat technologische vernieuwing de markt verruimde en daardoor marktwerking mogelijk maakte. In de jaren zestig dreigden de particuliere streekbusbedrijven failliet te gaan door de opkomst van de personenauto die dankzij moderne massaproductie snel in prijs daalde. Omdat nog niet iedereen over een auto beschikte en de overheid bereikbaarheid wilde garanderen werden de streekbusbedrijven genaast. Technologische dynamiek kan dus ook leiden tot overheidsingrijpen.

 

Ook in de radio- en televisiewereld zie je dat verband tussen technologieontwikkeling en ontstaan dan wel juist verdwijnen van overheidsbemoeienis. Door de opkomst van (mobiel) breedbandinternet is het mogelijk radio en televisie te verpreiden buiten de door de overheid gecontroleerde omroepkanalen om. Die verruiming van mogelijkheden leidt tot een explosie van nieuw particulier initiatief. Notabene KPN, het voormalige staatstelefoonbedrijf dat is geprivatiseerd, begeeft zich in de vrije markt van het verspreiden van televisie-inhoud via Internet en het mobiele telefoonnet. De oude omroepkanalen maken gebruik van de ‘ether’, het uitzenden via de FM en de VHF/UHF-band waarin schaarste domineert en derhalve de overheid regulerend dient op te treden met een Agentschap Telecom en een Commissariaat van de Media, een anachronistische goede-smaak-politie. Op die overheidsbemoeienis is het oude omroepbestel gebaseerd dat nu zijn langste tijd heeft gehad. Zelfs de KRO begint met podcasting via www.devrijekro.nl

Want ook hier geldt dat technologische vernieuwing de markt verruimt en daardoor marktwerking mogelijk maakt. Mobiel breedband internet is in feite een parallelle infrastructuur naast de oude ether. Een nieuwe ‘ether’, die in principe een oneindig aantal zenders kan accommoderen en waarin de overheid dus niet kan optreden als rechtvaardig verdeler van schaarste.

 

Daarom denk ik ook dat de privatisering van de energievoorziening ons niet veel heil gaat brengen als er niets verandert aan de technologie. Er moet net als met het wegennet, het mobiele telefoonnet en het omroepbestel een nieuwe parallelle infrastructuur komen waarop nieuwe aanbieders zich vrijelijk kunnen ontplooien als concurrent en alternatief voor de huidige aanbieders.

De stroom uit uw stopcontact komt nu grotendeels van centrales die draaien op gas of kolen of uit het buitenland. Op het moment dat de prijs van fossiele energie uit de pan rijst zou er een bedrijf kunnen komen dat microwarmtekrachtcentrales plaatst bij particulieren. Zo’n centrale kan een HR-ketel zijn die een stirlingmotor aandrijft, een gasmotor of miniturbine of dieselaggregaat. Die dingen zijn stil en kunnen in de toekomst ook draaien op biobrandstof bereid uit plantaardige of zelfs slachtafval.  Misschien loont het ook wel om gewone fossiele diesel of benzine van Shell of BP te gebruiken. Immers het systeem leidt tot een brandstofbesparing van ongeveer 25%. Er moet wel een ‘olieboer’ langskomen die de tank regelmatig bijvult. Zodra mensen daar vertrouwen in hebben kan een parallel systeem ontstaan, een alternatief voor de Essents en de Nuons.

In wijken waar het huishoudelijk afval wordt afgevoerd via vacuümleidingen zou de gemeente het afval kunnen verbranden in een mini-avi die stroom en warmte opwekt die direct kunnen worden (terug-)geleverd aan de wijkbewoners van wie het afval afkomstig is. Wie de zaterdagboodschappen doet koopt, uitgedrukt in het gewicht, eigenlijk voor de helft pure brandstof: namelijk al het verpakkingsmateriaal. Het scheelt je in de afvalheffing want je bent nu immers ook brandstofleverancier. Schaalverkleining zorgt voor kortere afstanden en dat maakt het vervoer van brandstof heen en energie terug eerder rendabel.

Dat zijn daadwerkelijke alternatieven voor de consument omdat ze leiden tot substantiële energiebesparing en dus prijsdaling. Zo’n technologische ontwikkeling breekt de markt van onderaf open. Daar hebben consumenten wat aan. Opgelegde privatisering leidt nooit tot marktwerking. Daarom zal de privatiering van de energiemarkt voor de consument ook een farce blijven zolang er geen ‘disruptive technology’ komt die de bestaande marktverhoudingen omver gooit.

.

 

Erwin van den Brink,

Hoofdredactie van het technologietijdschrift De Ingenieur

 

 

 

 

 

 

 

Bijbel voor treinengek (recensie) (DI, 6 februari 2005, nummer 2)

 

Een conducteur staat klaar om in een elektrische trein te stappen op het Centraal Station van Amsterdam op 21 september 1939.
Een conducteur staat klaar om in een elektrische trein te stappen op het Centraal Station van Amsterdam op 21 september 1939.

Spoorgeschiedenis

 

In historisch perspectief is de hoofdoorzaak van de kostenoverschrijding van de Betuwelijn niet zo nieuw: Omwonenden die zich er tegenaan bemoeien en kostbare concessies afdwingen. Het alleroudste voorbeeld is het vermaarde Laantje van Van der Gaag. Deze Van der Gaag had in 1847 zijn laantje verkocht aan drie rijke speculanten. Dit drietal weigerde het spoor Haarlem-Delft het laantje te laten kruisen tenzij hun elders gelegen buitengoederen een eigen station zou krijgen, maar – daar gaat de vergelijking mank – aan het kortste eind trokken.

 

Behalve het onderwerp van politieke en juridische controverses zijn spoorwegen het onderwerp van fanatiek hobbyïsme. Wie kent er in zijn omgeving niet zo’n ‘treintjesgek’, die verwoed gegevens verzamelt over rollend materieel. Er zijn tijdschriften en hele ketens hobbywinkels die van bestaan van die hang naar natuurgetrouwheid. En tijdschriften zoals Railhobby die trouw en nauwgezet melden op welke dagen welke treinen waar zijn gesignaleerd. Niets afdingende op deze passie voor weetjes, toch is het prettig dat de geschiedenis van de spoorwegen in Nederland nu eens historisch verantwoord alomvattend is beschreven – voor het eerst.

Auteur Guus Veenendaal paart historisch inzicht aan treintjesgekte. Hij beschrijft de 170-jarige geschiedenis van de spoorwegen in Nederland: van 1834 tot nu. Zo hebben we toch nog een soort jubileumjaar te pakken, herdacht met een kloek boek van 600 bladzijden. Een wat late revanchering voor het schamele jubileumboek 150 jaar Spoor uit 1989. Veenendaal begint bij 1834 omdat in dat jaar de Nederlandse luitenant-kolonel William Archibald Bake de inschrijving openstelde op het benodigde startkapitaal van 12 miljoen gulden voor de IJzeren Spoorweg Maatschappij, waarin koning Willem I met 400 000 gulden wilde deelnemen. Willem I was een belangrijke drijvende kracht achter de komst van spoorwegen in Nederland. Hij maakte een einde aan het gehakketak door in 1838 een Koninklijk Besluit uit te vaardigen.

Zodoende was Nederland er in Europa redelijk vroeg bij. In 1830 had in Engeland de eerste stoomtrein gereden en in 1835 in Duitsland. De Rijnspoorweg, vanaf Amsterdam naar Arnhem had merkwaardig genoeg niet de primeur. Die was voor het eerste deel van het (particuliere) traject Amsterdam-Rotterdam, dat liep tot aan Haarlem. Merkwaardig omdat Amsterdam en Haarlem een hele goede trekschuitverbinding hadden. Dit spoortracé was van de Hollandsche IJzeren Spoorweg, waarvan de naam nog steeds voorleeft in het Haagse station Hollands Spoor.

Er is een mooi jubileumboek uit 1889 (50 jaar) en uit 1939 (100 jaar) maar die geven toch vooral de bedrijfshistorie weer in kale feiten – en heel veel mooie illustraties die deels ook terugkomen in dit boek van Veenendaal. Deze historicus heeft voor het eerste de ongelofelijke rijke spoorwegarchieven overhoop gehaald. Het is ondanks de niet geringe omvang een heel boeiend, verhalend, boek geworden dat prettig leesbaar is en dat daarnaast toch voldoende aandacht besteed aan alle spoorfeitjes waar de echte railhobbyïst zo opgewonden van raakt.

De geschiedenis van de spoorwegen is er overigens eens van touwtrekkerij tussen particulier initiatief en staatsbemoeienis. Het schoot na 1839 niet echt op met de aanleg van spoorwegen. Pas in 1860 greep de staat krachtig in met de aanleg van een negental nieuwe trajecten. De exploitatie daarvan zou echter particulier moeten zijn: door de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen. Niets nieuws onder de zon dus met Prorail en NS.

EvdB

 

Veenendaal, G. Spoorwegen in Nederland van 1834 tot nu. Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2004. ISBN 90 5352 980 2. Hardcover, 600 pagina’s rijk geïllustreerd. € 49,50.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NWT okt 2004

CÇsar-de-Oliveira-F-NZ-Bus1
Foto: Scania.

NWT okt 2004

 

Stellingname

Wed op nieuwe paarden

 

Bij het samenstellen van de lijst van de vijftig machtigste mensen in de financiering van R&D hebben we ons gebaseerd op veel bronnen, waaronder de laatste editie van Wetenschaps- en Technologie Indicatoren, het rapport van het Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie (NOWT) dat eind vorig jaar verscheen. Het viel niet mee. Er zijn heel wat bedrijven en instellingen die niet eens precies konden aangeven hoeveel zij in Nederland aan R&D uitgeven. Ook werd lang niet altijd duidelijk wie er voor verantwoordelijk is. Door een combinatie van vasthoudendheid en deductie zijn we denk ik een eind gekomen.

 

Sinds de Gouden Eeuw behoort Nederland volgens het NOWT-rapport tot de meest ontwikkelde landen in de wereld. Die zin veronderstelt een verband met onze nationale geschiedenis die immers begint met de revolte tegen de koning van Spanje, de vestiging van de eerste moderne republiek ter wereld, die ruimte bood aan het ontstaan van een unieke, egalitaire burgerlijke cultuur die op haar beurt leidde tot waarschijnlijk de grootste economische uitvinding aller tijden: het aandeelhouderskapitalisme. In feite een vorm van democratie omdat het ook minder kapitaalkrachtigen in staat stelde mee te beslissen over de inzet van productiemiddelen.

De welvaart en de vrijheid die er het gevolg van waren, werkten als een magneet op wetenschapsbeoefenaars. Die politieke vrijheid heeft mede vormgegeven aan wat we de universele wetenschappelijke methode noemen. Die kan alleen bestaan als wij vrij en openlijk kritiek mogen leveren op andermans denkwerk.

De Gouden Eeuw heeft ons een aantal nationale competenties bezorgd die tot op de dag van vandaag gelden. Dankzij de telescoop en de microscoop verwierf Nederland een vooraanstaande positie in ruimteonderzoek en biomedisch onderzoek. Met koopmanskapitaal werd een rigoureuze industrialisatie van de landbouw doorgevoerd. Gecombineerd met de verrijking alhier van exotische waren (suikerraffinage bijvoorbeeld) leidde dat tot een voedselverwerkende industrie van wereldformaat en later tot een (petro-)chemie van aanzienlijke importantie.

 

Kenniswedloop

De Nederlandse R&D-staalkaart biedt grosso modo nu ongeveer deze pieken: een sterke positie in het ruimteonderzoek, weg- en waterbouwkunde, de landbouw- en voedingstechnologie, in het medisch onderzoek (in de academische ziekenhuizen) en op het gebied van elektronica annex (technische)fysica. Verder doet Nederland op heel veel terreinen mee aan internationaal toponderzoek maar zonder daarin echt te leiden.

We verspijkeren ruim acht miljard euro per jaar, waarvan ongeveer € 600 miljoen in onze academische ziekenhuizen. Alleen al het National Institute of Health in de V.S. heeft een budget van $ 27,3 miljard (€ 22 miljard). Minstens even belangrijk als de ordegrootte van de te vergeven bedragen is de verdelingsfilosofie. Van de federale geldstroom in de V.S. gaat 66% naar slechts 25 topuniversiteiten: gemiddeld een per twee staten! Hier geldt: Winner takes all.

Nu zegt geld niet alles. De Amerikaanse autoproducenten zijn internationaal de grootste R&D-besteders. Hun resultaten zijn wetenschappelijk gezien niet wereldschokkend. Maar willen wij ooit nog een nieuwe Gouden Eeuw beleven, dan zal geld toch een grote rol spelen.

Vergeleken bij een cultureel en politiek homogene uniestaat als de V.S. (en straks China!) werkt de Europese financiering versnipperend terwijl onze nationale geldstroom ook al behoorlijk versnipperd is. Bij de ‘nationale speerpunten’ genomics, nanotechnologie en ICT gaat het om slechts enkele tientallen miljoenen euro gerichte overheidsbesteding per thema. In het licht van de internationale kenniswedloop is het beter om, zoals de hoogste baas van de grootste R&D-besteder, Gerard Kleisterlee stelt, onze nationale inspanning te concentreren op een beperkt aantal onderwerpen waarin we dan tenminste internationaal echt boven het maaiveld uitkomen.

Op welke paarden wedden we en zit daar ook een nieuw paard tussen? Die keuze moeten we niet overlaten aan de verpolitiekte besluitvormers binnen de bestaande overlegcultuur. (Het Innovatieplatform schijnt ook weer een lijst van ‘sleutelgebieden’ te hebben opgesteld.) We hebben de mensen op onze lijst van vijftig meest invloedrijke Nederlanders in de R&D-financiering gevraagd wat hun ‘sleutelgebied’ is, maar minstens zo interessant is wat u daar als lezer van vindt. Ik daag u uit. Het is tijd voor een nationaal wetenschapsdebat over het maken van principiële keuzes: wat wel en wat niet.

 

Erwin van den Brink,

Hoofdredacteur Natuurwetenschap & Techniek

evdbrink@vug.nl

 

 

 

UMTS EN WIFI MAKEN EINDE AAN BEPERKTE BANDBREEDTE: Ether eindelijk vrij

 

umtscolor2
UMTS-breedband, draadloze WiFi-verbinding en internetprotocol IPv6 vormen een explosieve combinatie: de eindeloze ether.

 

Klik hier voor de oorspronkelijke PDF van het artikel:  INGR12_13_p20_27_Dossier

 

TEKST Ir. Frank Biesboer en Erwin van den Brink

ILLUSTRATIE PETER WELLEMAN: Klik Hier voor zijn adres

FOTO’S ID&T, BNN

 

Het Dossier

WEBRADIO

Bom onder omroepbestel

 

UMTS EN WIFI MaKEN EINDE AAN BEPERKTE BANDBREEDTE

Ether eindelijk vrij

 

In de discussie van de afgelopen maanden over de hervorming van het omroepbestel zwijgen de betrokkenen over één aspect: de rol van nieuwe technologie. Het debat gaat over geld en politiek en indirect over schaarste aan bandbreedte. Wat nu als er een volwaardig alternatief is met oneindig veel bandbreedte? Dat zet het hele omroepbestel op zijn kop.

Voor ongeveer een tientje per inwoner per jaar is in een stad als Amsterdam een alternatieve, eindeloze ether te creëren

Het huidige omroepbestel is te herleiden tot een transmissietechniek van bijna honderd jaar oud, die op den duur zal verdwijnen net zoals is gebeurd met morse en middengolf. Uitzenden gebeurt met radiogolven door de zogenoemde ‘ether’, het deel van het elektromagnetisch spectrum dat geschikt is voor deze signaaloverdracht (of op soortgelijke wijze door de kabel). In dat spectrum, de ‘frequentieband’, past maar een beperkt aantal ‘kanalen’. Een kanaal is het stuk frequentieband waarbinnen een station kan uitzenden zonder andere zenders te storen.

Het nieuwe internetprotocol IPv6 maakt internet geschikt voor audio- en videostreaming. Met een UMTS-telefoon kun je prima internetten en dus mobiel naar webradio luisteren. Waar dataverkeer de celcapaciteit dreigt te overschrijden, kan WiFi (Wideband Fidelity) ondersteuning bieden aan UMTS. Voor ongeveer een tientje per inwoner per jaar is in een stad als Amsterdam een alternatieve, eindeloze ether te creëren. Landelijke dekking is gemakkelijk te financieren uit de (miljarden)opbrengst van de UMTS-veiling.

 

ID&T1
Altijd en overal bellen, maar ook videoclips ontvangen en tv kijken op je mobieltje; nieuwe technieken maken het mogelijk.

Voilà! Nooit meer gedoe rond FM-frequentieveilingen en bovendien een killer application voor UMTS. Samen met IPv6 en WiFi vormt UMTS een explosieve combinatie; een toekomst die maar een klein zetje nodig heeft om morgen werkelijkheid te worden.

Dit idee heeft De Ingenieur samen met andere partijen vervat in een plan: De Eindeloze Ether. De belangrijkste hulp bij het maken ervan kwam van Siemens Nederland, de Commissie Overleg Sectorraden (overheid), de Stichting Toekomstbeeld der Techniek en de afdeling Telecommunicatie van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs. Wij hebben het plan op 30 juni gepresenteerd aan de media tijdens de afsluiting van de manifestatie Ode aan de Techniek in het Aviodrome in Lelystad. Dit plan is onze Ode aan de Techniek.

 

Schuttingen

Nederland heeft de kans een nieuwe dimensie toe te voegen aan de informatiesamenleving: de eindeloze ether. De mogelijkheden voor een volledige ontplooiing van het media-aanbod zijn daarin onbegrensd; de gebruiker kan zonder gekunstelde belemmeringen afstemmen op het media-aanbod dat het best bij hem past. Drager van deze nieuwe ether is een combinatie van vaste, draadloze en mobiele netwerken, die ervoor zorgen dat overal, zowel vast als mobiel, voldoende bandbreedte beschikbaar is.

Met de eindeloze ether kan het media-aanbod eindelijk worden bevrijd van de knellende banden die nu nog domineren. Vanwege de beperkte beschikbaarheid van frequenties in de ‘gewone’ ether en via de kabel is ordening en distributie noodzakelijk, met als onvermijdelijke consequentie willekeurige beslissingen over wie wordt toegelaten, beperking van het aanbod en frustratie bij de gebruiker.

In het gereguleerde bestel komen nieuwe initiatieven slechts uiterst moeizaam van de grond. Bovendien legt de schaarste van de ether forse beperkingen op aan de toegankelijkheid van het media-aanbod vanuit de rest van Europa of de wereld. In de huidige ether is de global village een dorp vol met hoge schuttingen.

Die schuttingen kunnen met de eindeloze ether worden neergehaald. Er zijn voldoende redenen om dat ook daadwerkelijk te doen.

De schaarste van de ether legt ongewenste en veel te strakke belemmeringen op aan ontplooiing van de informatiemaatschappij. In de moderne samenleving, waarin het media-aanbod een van de belangrijke pijlers vormt van het sociale, politieke en culturele leven en van ontspanning en vermaak, is een systeem van ‘kanalen op de bon’ volstrekt uit de tijd.

Op dit ogenblik bepalen het Commissariaat van de Media of de Programmaraden welke kanalen voor het publiek toegankelijk zijn. De overheid zou zich er actief voor moeten inzetten om van dit anachronisme verlost te raken.

Met de komst van de derde-generatie mobiele telefoonnetwerken en door de vergroting van de capaciteit van draadloze toepassingen is het mogelijk al op korte termijn een mobiel netwerk te creëren dat geschikt is voor tal van nieuwe mediatoepassingen. Technisch zijn er geen belemmeringen voor een eindeloze ether.

Vooral op het gebied van muziek, film en sport is er een grote behoefte aan een aanbod dat inspeelt op persoonlijke voorkeur. De woorden ‘naar eigen keuze’ en ‘op het moment dat het mij uitkomt’ geven de kansen aan voor de ontwikkeling van een nieuw en rijk geschakeerd media-aanbod.

 

bridget-florida4
BNN-programmamaakster Bridget op locatie in Florida; tv-programma’s en films zullen mensen op hun gemak thuis willen blijven zien.

Bij nieuwsvoorziening is actualiteit de sterkste troef: breng het nieuws op het moment dat het gebeurt. In een grenzeloze ether is het nieuws altijd en overal toegankelijk.

Nieuwe mediatoepassingen kunnen lonend zijn, zo leert de ervaring op internet. Er valt geld te verdienen als er maar een aanbod komt dat de gebruiker van waarde vindt.

 

BREEDBAND

Belangrijke aanzetten tot wat de eindeloze ether aan mogelijkheden biedt zijn al zichtbaar via de vaste breedband. De huidige ADSL- en kabelaansluitingen zijn ook onderdeel van de infrastructuur van de eindeloze ether. Maar er is pas werkelijk sprake van een eindeloze ether wanneer deze overal beschikbaar is: onderweg, in de file, op reis. Voor mediatoepassingen zoals muziek of nieuws heeft mobiele beschikbaarheid een grote potentie.

Het vaste tv-toestel zal zeker blijven bestaan. Er zullen echter ook mobiele videoapparaten komen – de eindeloze ether is immers altijd bereikbaar –, bijvoorbeeld een mobieltje met een voldoende groot scherm voor videoflitsen of een tv-scherm achter in de auto om de tijd te doden.

Met het naar elkaar toegroeien van (mobiele) netwerken, draadloze omroep en computertechnologie zal het tv-toestel van de toekomst ontvangsttechnieken via de gewone ether combineren met computergestuurde afstemmogelijkheden op het breedbandaanbod. De breedbeeld-tv wordt ook breedband-tv, waarbij de gebruiker een veel groter aanbod van zenders ter beschikking heeft en kan afstemmen op doelgroepkanalen, uitzendingen van het Mediapastoraat of themakanalen over geschiedenis, popmuziek of gezondheid.

Ook de radio wordt breedbandradio. Onderweg via het mobieltje of met een speciale internetradio in de auto, op het kantoor, thuis en in het vakantiehuisje, al of niet aangesloten op de hifi-stereoset, krijgt de luisteraar toegang tot een rijk geschakeerd aanbod van gespecialiseerde muziekzenders, registratie van concerten en lezingen of hobbyzenders.

 

OVERHEID

De vooruitgang van de techniek, de behoeften bij de gebruiker en het nieuwe media-aanbod, dat nu al via internet zo rijkelijk aanwezig is, vormen gezamenlijk zo’n sterke onderstroom dat de eindeloze ether er zal komen, hoe dan ook. De vraag is alleen wanneer en onder welke voorwaarden. Wordt het overgelaten aan de inzet en het initiatief van de eindeloze rij spelers op het gebied van telecommunicatie-infrastructuur, fabrikanten van apparaten, gevestigde omroepen, auteursrechtenorganisaties en content-producenten, dan gaat het langzaam, met hier en daar een kleine proef of een illegale downloadsite. De grote spelers zullen vooral op elkaar gaan zitten wachten, hun eigen positie goed in het oog houden en zonodig nieuwe ontwikkelingen frustreren als die hun positie bedreigen.

ID&TDJ1200dpi
Dj’s werden van plaatjesdraaiers grote sterren door de opkomst van de dancemuziek, voortgekomen uit de elektronische revolutie.

 

Het kan ook anders, als er een partij is die de regie neemt en de betrokken partijen tot initiatief en investeringen weet uit te dagen. Het ligt voor de hand dat de overheid deze partij is, of een door de overheid aangewezen instantie. De overheid die kennisland wil zijn en voorop wil lopen met innovatie, heeft hier een kans. Stel als doel: de eindeloze ether is er binnen vijf jaar.

Neem belemmeringen weg en doorbeek patstellingen. Dit is ook mogelijk, omdat de eindeloze ether geen expliciete keuze inhoudt voor een bepaalde infrastructuur. Zolang de gebruiker een geschikt aanbod kan vinden, maakt het niet uit of dit gebeurt via de kabel, de vaste telefoonlijn, draadloze verbindingen of het mobiele netwerk. Ook de nieuwe media-aanbieders hoeven zich niet te belasten met een keus voor een bepaald platform; zij kunnen zich erop toeleggen voor elk platform het meest geëigende aanbod te bieden. Het enige wat in de eindeloze ether telt, is of met het media-aanbod interessante doelgroepen zijn te bereiken die hiervoor een gepaste vergoeding willen betalen (of reclame-uitingen willen accepteren).

Realisme gebiedt te zeggen dat het niet waarschijnlijk is dat het mogelijk wordt om binnen de genoemde termijn van vijf jaar via mobiele breedband films of tv op dvd-kwaliteit te bekijken. Het mobiele breedbandnetwerk heeft dan nog onvoldoende capaciteit. Het is de vraag of dat erg is: films en tv worden bij voorkeur thuis of in de bioscoop bekeken, op een scherm van de best mogelijke kwaliteit. Toepassingen zoals videoclips, tv van lagere beeldkwaliteit en vooral radio en muziek zijn op korte termijn wel mogelijk. Deze toepassingen zijn aantrekkelijk genoeg om voldoende betekenis te geven aan het idee van de eindeloze ether. Zoals de gewone ether eens begon met morse en radioamateurs, zo kan de eindeloze ether een vliegende start maken met de moderne vormen van nieuws- en muziekdiensten, multimediaboodschappen en videoclips.

De belangrijkste praktische belemmeringen voor het tot stand brengen van een eindeloze ether liggen op het vlak van de kwaliteit van het mobiele netwerk, gebruiksgemak, gehanteerde businessmodellen en auteursrechtbescherming.

 

Netwerkstad

UMTS is te beschouwen als een van de dragers van de eindeloze ether. Elke afzonderlijke cel van het UMTS-netwerk heeft echter een beperkte bandbreedte. WiFi, een draadloze verbinding naar een hotspot die verbonden is met het vaste net, biedt hiervoor de oplossing. Met de combinatie van UMTS en WiFi ontstaat een dekkend netwerk.

De overheid kan de aanleg van dit aanvullende netwerk in het grootstedelijke gebied voor haar rekening nemen voor de eenmalige aanlegkosten van circa een tientje per inwoner en jaarlijkse kosten van dezelfde orde van grootte. De overheid heeft de toezegging gedaan de opbrengst van de UMTS-veiling te gebruiken voor versterking van de informatie-infrastructuur.

Met het nieuwe netwerk ontstaat een ‘infrastructuur van de toekomst’ die nieuwe economische activiteiten oproept en die positieve gevolgen heeft voor de digitale vaardigheden van de bevolking. De overheid kan met deze interventie bestaande belemmeringen wegnemen (zoals de noodzaak om investeringen direct terug te verdienen) en het probleem oplossen van gebrekkige aansluiting van naburige hotspots wanneer ze toebehoren aan verschillende providers. De gebruiker moet geruisloos van het ene netwerk naar het andere kunnen overgaan.

katja-mexico-1
Omroeporganisaties zoals BNN zullen in de eindeloze ether nog steeds een rol kunnen spelen door een geschikt media-aanbod te leveren; Katja Schuurman aan het werk in Mexico.

De vorm en functionaliteit van het mobieltje zijn vooral ontworpen naar analogie van de telefoonhoorn, bedoeld om er gesprekken mee te voeren. Het mobieltje kan zich ook ontwikkelen tot de belangrijkste ontvanger in de eindeloze ether. Dan zijn wel aanpassingen nodig. Om te beginnen is er voor mediatoepassingen een voldoende groot scherm nodig. Dat geldt zelfs voor het beluisteren van radio of van muziektracks: de navigatiefunctie is essentieel voor het vinden van radiostations of voor het aangeven van persoonlijke voorkeuren. Een aanraakscherm van 7,5 x 5, 5 cm (320 x 240 pixels) komt het meest in aanmerking. Zeker voor het luisteren naar muziek ligt een draadloos oortelefoontje voor de hand. De accu moet voldoende krachtig zijn om het één dag uit te houden en er moet voldoende geheugencapaciteit zijn, bijvoorbeeld om audio (en eventueel video) op te kunnen slaan. Voor thuis of in de auto moeten er tv- en radiotoestellen zijn waarin computergestuurde navigatiefuncties voor internet volledig zijn geïntegreerd. De producenten van randapparatuur kunnen aan de slag nu ze weten dat de eindeloze ether er binnen vijf jaar is.

 

TARIEVEN

De telecom-providers hanteren nu nog een tarief dat is gebaseerd op de hoeveelheid verzonden data. Afgezien van de inkomsten die dat oplevert, is dat tarief ook een rem op al te enthousiast datagebruik. Er zal alleen sprake zijn van een nieuwe ether wanneer voor het gebruik van het netwerk een vast bedrag geldt, ongeacht het datagebruik. De ervaring met het aanbod van vaste breedband leert dat zo’n vast tarief er wel komt wanneer voldoende gebruikers zijn aangesloten.

De aanbieders van diensten zullen voor verschillende toepassingen verschillende betalingsmodellen moeten ontwikkelen. Het blijkt dat er allerhande manieren zijn om ook met digitaal informatieaanbod geld te verdienen. In de wereld van de muziekdragers lijkt het betaald downloaden van muzieknummers een geduchte concurrent voor het aanbieden van kant-en-klare cd’s. Inkomsten op abonnementsbasis zijn mogelijk wanneer het aanbod voldoende aantrekkelijk is. Er zijn ook gebruikers die er geen bezwaar tegen hebben wanneer de informatie wordt afgewisseld met advertenties. Kranten kunnen de mogelijkheid van nieuws-alerting koppelen aan hun abonnement. Er zijn ook financieringsvormen waarbij rond subculturen een community wordt gecreëerd met een veelheid aan producten zoals muziekclips, optredens, kleding en interviews.

 

Auteursrecht

Degenen die bijdragen aan de totstandkoming van een informatieproduct, horen een financiële vergoeding te krijgen die recht doet aan de waarde van hun bijdrage. Met dat uitgangspunt is niets mis. Tegelijkertijd is er het belang dat het informatieproduct zo wijd mogelijk wordt verspreid en dat de ontvanger de mogelijkheid heeft om er op eigen manier gebruik van te maken.

Het gedrag van sommige auteursrechtenorganisaties, de ontwikkeling in het gebruik van Digital Rights Management-sytemen en van specifiek aan bepaalde apparatuur gekoppelde formats leggen het accent sterk op de bescherming van het auteursrecht. Het gevolg daarvan is dat de goedwillende consument wordt geconfronteerd met beperkingen en slimmigheden om te voorkomen dat iemand ergens een illegale kopie van maakt. Sommige auteursrechtenorganisaties maken het kleine webradiostations financieel zeer lastig om in de lucht te blijven, zeker vergeleken met de gevestigde omroepen. De telecom-operators maken het nu nog onmogelijk om de informatie van een bepaalde dienst door de gebruiker zelf te laten doorsturen naar iemand anders.

live1
De muziekindustrie ondervindt de schaduwzijde van de telecomrevolutie: wie koopt er nog een cd?

De eenzijdige nadruk op de bescherming van auteursrechten is een overdreven reactie op wat vooral voor de muziekindustrie de afgelopen jaren via internet is misgegaan. Hoe erg is het wanneer iemand van een muziekstuk een kopietje maakt en dit aan een bekende doorgeeft? Wie zich aan piraterij op grote schaal schuldig maakt om daar zelf fors mee te verdienen, kan met de huidige aanscherping van de auteurswet voldoende worden aangepakt.

De krampachtige manier waarop nu met de bescherming van informatie wordt omgegaan werpt een ongewenste barrière op voor het optimale gebruik van de mogelijkheden van de eindeloze ether. Maak van het auteursrecht geen sta-in-de-weg om mensen de mogelijkheid te bieden op eigen manier met de aangeboden informatie aan de slag te gaan.

Los van deze praktische belemmeringen is misschien nog wel het belangrijkste dat er het besef ontstaat van de enorme mogelijkheden van de eindeloze ether. Tv-producenten, omroepen, platenmaatschappijen, telecom-operators, netwerkproducenten en regelgevers denken nog heel sterk vanuit het vertrouwde media-aanbod, de diensten die ze van oudsher verkopen, en vanuit de politieke discussies die al tien jaar lang het mediadebat beheersen. Het klinkt misschien wat soft, maar er is dringend behoefte aan een mentale omslag, aan anders denken over het fantastische media-aanbod dat de eindeloze ether mogelijk maakt.

 

Omroepbestel

De regulering van het huidige omroepbestel is gebaseerd op schaarste: er is een beperkt aantal zenders met landelijke dekking, lokaal is er ruimte voor slechts één omroep die de kabel verplicht is door te geven en zonder zendvergunning kun je geen omroep zijn.

In de eindeloze ether is deze vorm van regulering achterhaald en onwerkbaar. Voor de huidige Mediawet bestaan webradio- en videostations zelfs helemaal niet; die laten zich ook niet meer met een poortwachtersfunctie reguleren. Die functie van het omroepbestel zal met de komst van de eindeloze ether onherroepelijk verdwijnen. Betekent dit dat de overheid geen enkele rol meer heeft in de eindeloze ether? Zijn er geen publieke belangen meer waarvoor de overheid borg moet staan?

De belangrijkste rol van de overheid op mediagebied is het garanderen van een pluriform aanbod. Ook al biedt de eindeloze ether volop ruimte aan elk station, daarmee is nog niet gegarandeerd dat er aanbod is voor alle groeperingen in de samenleving of dat het publieke belang voldoende wordt bediend. Zoals de overheid nu de kleinere publieke omroepen financiert die zich richten op gereformeerden, boeddhisten, moslims en joden, zo zijn er wel meer specifieke doelgroepen waarvan de overheid het belangrijk kan vinden een omroepkanaal te subsidiëren. Zoals de overheid musea subsidieert kan zij het ook mogelijk maken dat de schat aan historisch beeld- en geluidsmateriaal wordt ontsloten op het tv-museumkanaal, het tv-van-vroeger-station of de Concertgebouwzender. De overheid kan een rol spelen in het waarborgen van de kwaliteit van informatie over bijvoorbeeld gezondheid of voedsel. Een ander belangrijk aspect van het waarborgen van de pluriformiteit is het tegengaan van concentratie van mediamacht. Wat daarover is geregeld voor de gewone ether, zou ook voor de eindeloze ether moeten gelden.

Met de komst van de nieuwe ether heeft de overheid nog steeds de taak de pluriformiteit van het aanbod te waarborgen. Dit kan onmogelijk door de huidige Mediawet op het breedbandaanbod van toepassing te verklaren. Deze overheidstaak zal een nieuwe invulling moeten krijgen.

Luidt het einde van het omroepbestel ook het einde van de omroepen in? Zeker is dat een onbelemmerd aanbod van nieuwe mediadiensten, nog veel gevarieerder en rijker geschakeerd dan wat nu al via vaste breedband wordt aangeboden, consequenties heeft voor de positie van de omroepen. Tegelijkertijd hebben de omroepen een gevestigde naam, weten ze hoe ze aantrekkelijke programma’s voor verschillend publiek moeten maken. Ze zullen dus ook een rol gaan spelen in het bedienen van de eindeloze ether. Zo creëren ze nu al voor internet succesvolle themakanalen over popmuziek, geschiedenis, film, cabaret en gezondheid waarvoor in de gewone ether geen ruimte bestaat. Bovendien zijn de kijkcijfers voor gewone tv altijd nog vele malen hoger dan voor platforms zoals internet-tv of mobiele i-mode.

Bij muziek ligt dit duidelijk anders: dé muziekzender bestaat al lang niet meer, de gebruikers vinden hun weg op steeds meer verschillende kanalen en muzieksites. Webradiostations ontwikkelen zich tot een geduchte concurrent van de ouderwetse radio.

Binnen deze twee uitersten zullen de omroepen hun positie moeten bepalen. De omroepen discussiëren hier ook over. Des te opvallender is het dat in het politieke debat over de publieke omroep de komst van de eindeloze ether geen enkele rol speelt. Ook daar is een omslag in het denken nodig.

 

 

 

(QUOTES)

In de huidige ether is de global village een dorp vol met hoge schuttingen
Er is pas werkelijk sprake van een eindeloze ether wanneer deze overal beschikbaar is: onderweg, in de file, op reis
De grote spelers zullen nieuwe ontwikkelingen frustreren als die hun positie bedreigen
Het mobieltje kan zich ontwikkelen tot de belangrijkste ontvanger in de eindeloze ether
Met de komst van de nieuwe ether heeft de overheid nog steeds de taak de pluriformiteit van het aanbod te waarborgen

 

 

(KADER)

Mobiel breedband

Het nieuwe mobiele breedbandnetwerk UMTS is een stuk sneller dat wat we nu met GSM en GPRS gewend zijn, maar heeft zo zijn grenzen. De maximale bandbreedte van 384 kbps per gebruiker is genoeg om video te bekijken, maar de capaciteit van de UMTS-mast met 2 Mbps vormt de beperking; die kan binnen een straal van 2 km hooguit zes gebruikers bedienen, of ongeveer dertig wanneer ze tegelijkertijd naar radio van hifi-kwaliteit willen luisteren. Dat is nauwelijks een eindeloze ether te noemen.

Een oplossing is om in drukbevolkte gebieden de UMTS-masten dichter bij elkaar te zetten, maar dat is relatief duur. Een alternatief is het gebruik van WiFi, een snelle draadloze verbinding (tot 50 Mbps) met een bereik van enkele honderden meters die gebruikmaakt van een zender (hotspot) op een vaste (snelle) internetverbinding (access point). Wanneer de dichtheid van hotspots voldoende groot is en de gebruiker moeiteloos van de ene op de andere hotspot kan overschakelen, ontstaat een mobiel breedbandnetwerk.

Inmiddels werken ingenieurs in de onderzoekslaboratoria al driftig aan een verdere uitbouw van de mobiele datacapaciteit onder de noemer van de vierde generatie mobiele telefonie (UMTS behoort tot de derde generatie), waarbij transmissiesnelheden worden genoemd van 100 Mbps en de communicatie met andere netwerken zoals Wifi is ingebouwd.

De ontwikkeling van mobiele breedband wordt ook ondersteund door het nieuwe internetprotocol IPv6. De belangrijkste reden om het huidige IPv4 uit de jaren zeventig te vervangen is gebrek aan adresruimte. Het nieuwe protocol biedt de mogelijkheid om in het adres de locatie in het netwerk op te nemen, zodat het protocol informatie voor de gebruiker automatisch kan doorsturen, waar hij zich ook bevindt.

IPv6 gaat bovendien slimmer om met het netwerk door point-to-multipoint dataverkeer te ondersteunen. Van een nieuwsvideoclip hoeft niet meer voor elke gebruiker afzonderlijk de volledige beeldenstroom over het net te gaan; waar nodig kan dat gecombineerd gebeuren. Als bepaalde informatie plotseling heel veel belangstelling krijgt, houden de omliggende servers de datapakketten vast en vermenigvuldigen ze voor de gebruikers.

 

 

(KADER)

Toekomstradio

Op het display kies ik het genre ‘mainstream jazz’ en uit de lijst artiesten Chick Corea. Het duurt maar even of ik luister naar het nummer ‘Space’ van het album ‘Paint the World’. Lekkere funk-jazz, mooie baslijn. Zes minuten later verschijnt op het display de naam van saxofonist Michael Brecker. Klinkt ook goed. Je kunt aangeven of je meer muziek van deze artiest wilt horen. Ik vink de hoogste score aan.

Dit radiostation, Launch-cast radio van Yahoo (launch.yahoo.com), is het prototype van de moderne zender, waarbij de luisteraar en het station als een soort sparringpartners gezamenlijk de programmering bepalen. Ik geef het genre van mijn voorkeur aan, zodat ik de mij vertrouwde muziek kan beluisteren, en tegelijkertijd word ik verrast door de nieuwe artiesten die de zender mij voorschotelt. Het station biedt de ideale combinatie van het vertrouwde en het onbekende. Dit is ook mogelijk voor sport, film en theater.

De eindeloze ether biedt dus niet alleen ruimte voor een onbeperkt aantal stations van welk muziekgenre dan ook, er komt ook nog eens de mogelijkheid van interactie bij.

 

 

(KADER)

ID&T: de nieuwe omroep

De elektronische revolutie – de opkomst van mobiele telefoon, cd, pc en internet – vormt de spil in de opkomst van de dancemuziek, waarmee ID&T groot is geworden. Klassieke popmuziekinstrumenten zoals (elektrische) gitaar, drums en bas werden begin jaren negentig ingeruild voor samplers, sequencers, synthesizers en drumcomputers. Zij vormen samen met de inbreng van dj’s de ingrediënten voor dance, die al diverse stromingen heeft beleefd. Het begon met house.

ID&T ontstond in 1992. Drie vrienden uit Landsmeer huurden de Jaarbeurs in Utrecht af om een groot feest te geven voor 12 000 bezoekers: The Final Exam. Hun inspiratie kwam van de houseparties, een trend die eind jaren tachtig vanuit Groot-Brittannië overwaaide naar Nederland.

Uit het succes van The Final Exam ontstond een bedrijf dat zich specialiseert in grote muziekevenementen waarvan de spil altijd de dj’s zijn, die muziek mixen op draaitafels met vinylplaten. De drie namen achter de initialen ID&T zijn: Irfan van Ewijk, Duncan Stutterheim en Theo Lelie. Stutterheim, de huidige grootaandeelhouder, is de zoon van Cor Stutterheim, oprichter van CMG (Computer Management Group).

ID&T is nu de grootste party-organisator in Nederland, maar ook een mediacommunity die naast eigen merchandising (shirts, petjes) eigen mobiele telefoons (samen met Telfort) verkoopt, een nationale radiozender heeft en een nachtclub, strandpaviljoen, platenmaatschappij en tijdschrift. De mega-evenementen die ID&T organiseert, zijn Sensation, Mystery Land, Innercity, In Concert en Thunderdome – allemaal gedeponeerde merknamen. Vanaf 1996 produceerde ID&T het succesvolle televisieprogramma Hakkeh & Zage voor de muziekzender TMF. Dj Tiësto vierde bij ID&T (Innercity) zijn eerste triomfen.

In het boek Release – Het verhaal van ID&T, deel 1, dat eind vorig jaar verscheen, beschrijft Gert van Veen bij monde van onder meer Stutterheim en Van Ewijk de twaalf jaar vanaf 1991 waarin ID&T groot werd; een verhaal van hoge pieken en diepe dalen, een soort schelmenroman. Stutterheim had destijds een eigen koeriersbedrijfje – dat kwam goed van pas bij het organiseren van de eerste grote feesten.

De Amsterdamse discotheken Roxy en iT vormden het culturele vertrekpunt van de eerste grote (illegale) feesten in verlaten loodsen. Het startkapitaal voor het eerste feest bedroeg 25 000 gulden (11 500 euro) en werd bijeengebracht door de drie van ID&T.

Vanwege de ondoordachtheid in de voorbereiding liep bij de organisatie van alles mis, maar dat werd ook weer meteen opgelost. Van Ewijk: ‘Dus steeds weer schakelen. Als we tegen een obstakel aankwamen: oké, wat kunnen we doen? Boem, boem, boem. Of het nu handel was of dingen huren, vergunningen: tik, tik, tik, oplossen en doen. Nadenken, lullen, nadenken, doen. In een uur, bij wijze van spreken. En maar doorgaan.’ De netto-opbrengst van The Final Exam bedroeg 100 000 gulden (45 000 euro). Tegenwoordig heeft het bedrijf een omzet van tientallen miljoenen euro per jaar.

 

 

INTERNETBRONNEN

www.siemens.nl

Website van Siemens Nederland.

 

www.minocw.nl/cos/index.html

Website van de Commissie van Overleg Sectorraden Onderzoek en Ontwikkeling. De sectorraden zijn onafhankelijke verkennings- en programmeringscolleges met vertegenwoordigers van maatschappij, bedrijfsleven, onderzoek en overheid (adviserend lid), die op basis van bijvoorbeeld middellange- en langetermijnverkenningen en gesignaleerde trends prioriteiten formuleren voor het van overheidswege gefinancierde maatschappijgerichte onderzoek.

 

www.stt.nl

Website van Stichting Toekomstbeeld der Techniek.

 

www.itu.int

Homepage van de Internationale Telecommunicatie Unie, de VN-organisatie waarbinnen technische afspraken worden gemaakt over radiocommunicatie.

 

www.wi-fi.org

Informatie over WiFi, ofwel Wideband Fidelity, de draadloze communicatiestandaard voor grote bandbreedte.

 

www.wi-fihotspotlist.com en www.hotspot.nl

Lijst van WiFi-hotspots.

 

www.airdata.ag

In Duitsland biedt het bedrijf Airdata draadloos UMTS aan met snelheden tot 768 kbps onder de noemer ‘portable DSL’. Een concurrent van WiFi.

 

www.wimaxforum.org

In de draadloze wereld kan een belangrijke rol weggelegd zijn voor de standaard IEEE 802.16 die momenteel in ontwikkeling is. Deze standaard wordt ook wel Wimax genoemd.

Heb je al wat? (NWT juni 2004)

juni 2004 NWT

 

Stellingname

Heb je al wat?

 

In wat misschien wel een van de meest behartigenswaardige adviezen is die de Adviesraad voor Wetenschap en Technologie heeft uitgebracht, draait het om de verwording van de tweede en de derde geldstroom. De tweede en derde geldstroom bestaan respectievelijk uit de subsidies die instellingen zoals NWO (de nationale organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) en de ministeries van Economische Zaken en van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen verstrekken aan de universiteiten, en het contractonderzoek dat universiteiten verrichten in opdracht van bedrijven en collectebusfondsen.

Waar het om gaat is dat universiteiten, als zij in aanmerking komen voor het ontvangen van een subsidie, het te ontvangen bedrag uit eigen middelen moeten aanvullen om alle kosten te dekken van het onderzoeksproject waarvoor ze subsidie ontvangen. Dit bijpassen of ‘matchen’ legt een steeds groter beslag op de eigen vrij besteedbare middelen. Elke euro onderzoekssubsidie kost een universiteit nu al 84 eurocent.

Bij de vijf onderzochte universiteiten groeiden volgens accountantsfirma Ernst & Young – in opdracht van de AWT – sinds 1998 de tweede en derde geldstroom met 56%, terwijl de eerste geldstroom toenam met 19%. Daarmee is 44% tot 66% van de eerste geldstroom vastgelegd. Als we er daarbij vanuit gaan dat de vaste kosten in de eerste geldstroom 43% van de integrale kosten bedragen, dan blijft uiteindelijk slechts 25% over voor naar eigen inzicht te verrichten wetenschappelijk onderzoek. Dat is een bedrag van tussen den 300 en 500 miljoen euro.

Wat dit teweegbrengt bij universiteiten is, volgens AWT-voorzitter Joop Sistermans, ‘een rem op excellentie.’ Juist kwalitatief sterke onderzoeksgroepen zijn succesvol in het verwerven van subsidies. Zij moeten steeds meer geld bijpassen en gaan ten onder aan hun eigen succes. De eigen wetenschappelijke inbreng van universiteiten raakte de afgelopen jaren vooral bedolven onder de invloed van de zogenoemde ICES/KIS-subsidies, die werden toegekend op advies van een interdepartementale werkgroep van ambtenaren. Op dit moment speelt het Besluit Subsidies Investeringen in de Kennisinfrastructuur (Bsik) een grote rol. Ook dit is een samenwerking tussen ministeries. Senter, een uitvoeringsorganisatie van EZ, voert deze subsidieregeling uit. Hoewel een aanzienlijk deel van de 800 miljoen euro van Bsik is toegekend aan het LOFAR-project (de bouw van een enorme radiotelescoop door middel van een netwerk van kleine antennes), is in het algemeen sprake van een grote eenzijdigheid in sturing met een sterke nadruk op ‘kennis voor innovatie in bedrijven.’

Dit is de bureaucratische pendant van wat in de marktsector ‘shareholder value’ heet. Het is kortetermijndenken met een grote nadruk op opbrengsten: ‘Heb je al wat?’ Dat hoor je die ambtenaren denken die al die subsidiecentjes verdelen, want die willen natuurlijk scoren voor hun politieke bazen.

Utilitair denken is inherent aan politiek: bestuurders willen altijd wat tot stand brengen. Het verdraagt zich echter niet met de wetenschappelijke cultuur. Wetenschap dient te worden voortgedreven door haar eigen nieuwsgierigheid. De inmiddels algemeen geaccepteerde notie dat we leven in een kennissamenleving – of dat we dat moeten worden – legitimeert dit ambtelijke en politieke gefrunnik aan wetenschapsbeoefening. Kennis drijft nu opeens de gehele samenleving voort en aangezien universiteiten die leveren, gaan we ons daar allemaal mee bemoeien.

Dat is de dood in de pot. Kennis (en inzicht) ontstaan niet op commando, maar ontspruiten soms aan die vreemde cocktail van brille, nieuwsgierigheid en – vaak ook – wereldvreemdheid. Dat we er wat mee kunnen, is later vaak meegenomen. Aan die gouden formule moet je niet prutsen. Het is daarom verstandig om geldmiddelen die de laatste jaren in de tweede en derde geldstroom zijn gepompt, weer te verleggen naar de eerste geldstroom.

 

Erwin van den Brink

Hoofdredacteur

evdbrink@vug.nl

 

 

[foto standaard, geen bijschrift]

Ode aan de Douglas DC-3/USAF C-47 Skytrain/(RAF) ‘Dakota’ (DI 9 mei 2004

INGR09_p46_47_Ode

INGR09_p46_47_Ode

Ode aan de Techniek

 

tekst erwin van den brink

foto’s dutch dakota association

 

 

VOOR DE DC-3 WAS VLIEGEN EEN BEPROEVING: KLAPPEREND LINNEN

 

Veilig en comfortabel

 

Nog steeds vliegen er 1200 DC-3’s over de wereld. Het bijna zeventigjarige toestel moest veilig en comfortabel zijn, een opdracht waarin bouwer Douglas Aircraft Company zonder meer in is geslaagd. Breng een ode en win een rondvlucht in een Dakota.

 

Ook deze zomer vertrekken weer zo’n vier miljoen Nederlanders met het vliegtuig naar een buitenlandse vakantiebestemming. Ze stappen gedachteloos in wat meestal een Boeing 737 is, het werkpaard van de charterluchtvaart. Toch heeft niet de Boeing 737 het moderne luchtreizen vormgegeven maar de Douglas DC-3, het toestel dat in de jaren vijftig en zestig vliegen binnen bereik van grote groepen Nederlanders bracht.

Dit artikel is een ode aan de DC-3, ook wel bekend als ‘Dakota’. Er is een stichting met als enig doel het brengen van een ode aan de Dakota: de Dutch Dakota Association (DDA), gevestigd in een hangar op Schiphol-Oost. Deze organisatie met 3500 leden doet dat door Dakota’s vliegwaardig te houden. Ik ben vandaag uitgenodigd om een vlucht te maken in een Dakota en krijg tekst en uitleg van directeur, Anne Cor Groeneveld, een (verkeers-)vlieger in hart en nieren.

 

D1h50h

 

 

Na het tragische ongeval met een Dakota in 1996 – overigens niet te wijten aan nalatigheid van de DDA – heeft het de vereniging veel moeite gekost om de luchtvaartautoriteiten ervan te overtuigen dat vliegen met een Dakota verantwoord is. De DDA vliegt nu ‘onder JAR-OPS’, wat zoveel betekent dat de DDA de facto een erkende luchtvaartmaatschappij is met alle controle die daarbij hoort. Om die reden moeten we ons melden bij gebouw ‘106’, een van de laatste restanten van het ‘oude’ Schiphol. Er wordt ingecheckt en we moeten langs douane en security. Dan met een bus het platform over naar het vliegtuig, ‘de machine’, zoals onze waakzame stewardess zegt. De kist draagt de kleuren van sponsor Martinair die als Martin’s Air Charter met dit type vliegtuig in de jaren zestig vakantiegangers begon te vervoeren.

 

LICENTIE

De eerste DC-3 vloog op 17 december 1935, volgend jaar zeventig jaar geleden. Nog altijd vliegen er zo’n 1200 rond. Volgens de fabrikant zijn er 10 654 van gebouwd, plus 8500 in licentie in de Sovjetunie en 2500 in Japan.

Veilig en comfortabel. Dat moest hij zijn. Ik kan het beamen. Je zit ruim, hebt prima uitzicht en je kunt heel goed met elkaar praten. Voor de DC-3 was vliegen een beproeving: klapperend linnen. Zitten tussen buizen en een hels kabaal. En betrekkelijk onveilig. De aanzet tot het bouwen van de DC-3 was een ongeluk met een Fokker-toestel.

 

PBA

 

Op 31 maart 1931 was een Fokker F-10a Trimotor van Transcontinental & Western Airlines (later Trans World Airlines, TWA) op weg van Kansas City naar Wichita op een hoogte van 500 voet om een onweersbui te omzeilen, toen het toestel plotseling neerstortte bij Cotton Falls. Alle inzittenden, onder wie het illustere Notre Dame footballteam, kwamen om het leven. Naar verluidt was een breuk in de vleugel de oorzaak geweest van de ramp. Veiligheid werd door dit voorval opeens een grote prioriteit in de civiele luchtvaart, die in de VS nog in de kinderschoenen stond.

Omdat Boeing alleen passagiersvliegtuigen leverde aan zijn eigen luchtvaartmaatschappij, United Airlines, wendde TWA zich tot de Douglas Aircraft Company. De DC-1 (DC staat voor Douglas Commercial) was een voor zijn tijd ongeëvenaard ruim vliegtuig. De innovatie zat hem met name in de vorm van de goed gestroomlijnde vleugel: een lichte pijlstand maar enorm robuust. Op een promotiefoto rijdt een stoomwals over de vleugel heen zonder dat deze vervormt. Het principe van de vleugelconstructie is een torsiedoos, opgebouwd uit een voorligger en een achterligger met haaks daarop ribben en afgespannen met een dragende huid. Licht en enorm stijf. Voor het hele vliegtuig geldt dat de aluminiumhuid de constructie zijn stijfheid geeft, waardoor het geraamte of binnenwerk heel licht kon worden uitgevoerd.

 

UIVER

schiphol1928
DC-2, KLM, Schiphol, 1928

Van de DC-1 is maar een exemplaar gebouwd. De DC-2 lijkt sterk op de DC-1, maar de romp is 60 cm langer en biedt daardoor ruimte aan twee extra passagiersstoelen. Anthony Fokker zag dat de aluminiumschaalromp zijn constructies van stalen buizen bespannen met linnen zou verdringen en wist een licentie te verkrijgen van Douglas om de DC-2 in Europa te verkopen. De KLM werd met de DC-2 ‘Uiver’ in 1934 tweede in de Londen-Melbourne-race. Dat is bijzonder, want de tegenstanders vlogen met speciaal geprepareerde racevliegtuigen. Nog opmerkelijker was dat de ‘Uiver’ gewoon het traject van de lijndienst vloog, een omweg dus. De meeste racevliegtuigen haalden hun eindbestemming niet eens. Het was een enorme opsteker voor de betrouwbaarheid van de DC-2. Er werden er 156 van gemaakt, een groot aantal voor die tijd, waarin het normaal was dat van een ontwerp slechts enkele exemplaren werden gebouwd D5k1h

 

Toen kwam de directeur van American Airlines met het verzoek om een versie van de DC-2 met een grotere romp, waarin plaats was voor bedden. Zakenmensen zouden ’s nachts met deze Douglas Skysleeper Transport naar hun bestemming vliegen en daar de volgende dag uitgerust aan het werk kunnen gaan. Er konden veertien passagiers in. Zij reisden met hetzelfde gerief als in een Pullman-slaapwagen van de spoorwegen. In de tweede helft van de jaren dertig was dit type, de DC-3, het meest toonaangevende passagiersvliegtuig.

 

SKYTRAIN

Zodra de VS betrokken raakten bij de Tweede Wereldoorlog, werd de DC-3 nog uitsluitend gebouwd voor militaire doeleinden. De bekendste aanduiding is de C-47. (C staat voor militair transport en 47 wil zeggen dat het hier ging om het 47ste type transportvliegtuig voor het leger.) Het vliegtuig heette Skytrain. In gevolge de Lend and Lease Act ontving de Britse Royal Air Force een groot aantal (zo’n 1900) C-47’s en hier heetten ze ‘Dakota’. De RAF gebruikte (behalve voor jagers, die agressieve namen kregen, zoals Spitfire) geografische aanduidingen voor vliegtuigen. Transportvliegtuigen kregen altijd de naam van een landstreek en omdat de C-47 een Amerikaans vliegtuig was, noemden de Britten ze daarom Dakota. Vanwege de alliteratie gingen allengs alle militaire DC-3’s ‘Dakota’ heten.

Er doen al of niet apocriefe verhalen over de Dakota de ronde. Er bestaat een foto waarop een compleet bataljon op de vleugels heeft plaatsgenomen. Een piloot die tijdens de Berlijnse luchtbrug een lading van 64 balken aluminium moest overvliegen, merkte dat hij bij de start moeilijk loskwam en dat het vliegtuig zwaar in de hand lag. Na de landing bleek dat de balken verkeerd waren gelabeld. Het bleek om staal te gaan in plaats van aluminium en het vliegtuig was dus 100 % overbeladen.

Onze vlucht voert op zo’n 300 m hoogte over Noord-Holland. Het verschil met zo’n saaie Boeing 737-vlucht is dat we allemaal even in de cockpit mogen. (‘Als u maar niet praat met de vliegers’, bezweert de stewardess.) En na afloop wil de captain wel op de foto met mijn tienjarige zoon Victor, die zijn luchtdoop heeft gehad. Als Victor wat verlegen schokschoudert bast de gezagsvoerder: ‘Kom op joh, je moet altijd doen wat de captain zegt: we gaan samen bij de prop staan.’ Zo gezegd, zo gedaan.

www.dutchdakota.nl

 

 

(kadertje met dakota-lgo)

 

De technische leek die de meest originele Ode brengt, mag in een Dakota een rondvlucht maken, beschikbaar gesteld door de Dutch Dakota Association. De hoofdprijs voor de school of klas die de beste Ode brengt is een geldbedrag van vijfduizend euro, te besteden aan een schoolreis met een technisch-educatief doel. Technisch studenten kunnen een stage winnen die beschikbaar is gesteld door Altran Technologies. Het bedrijf of de professional die de mooiste Ode brengt, wint de Ode Bokaal. De prijswinnaars worden bekendgemaakt op 30 juni tijdens het slotspektakel in het Nationaal Luchtvaart Themapark Aviodrome te Lelystad. Odes insturen kan tot 15 juni: info@odeaandetechniek.nl of Postbus 256, 1110 AG Diemen, o.v.v. ‘Ode’

 

 

(quotes)

 

Een ongeluk met een Fokker-toestel was de aanleiding de DC-3 te bouwen

 

De aluminiumhuid geeft de constructie zijn stijfheid

 

 

(FOTO’s)

 

(pba)

 

Een Douglas Commercial-3.

 

 

(pbavleugel)

 

De innovatie van de DC-3 zat hem in de goed gestroomlijnde vleugel.

 

 

(vloot)

 

In totaal zijn er 10 654 Dakota’s gebouwd.

 

(zonder bijschrift)