BEDRIJFSKUNDIGE DE SITTER STAAT CENTRAAL OP KIVI/NIRIA-CONGRES + PROCESSEN NOG STEEDS VAAK NODELOOS INGEWIKKELD
Hoofdstuk 10 van Das Kapital of: het bouwen van koetsen
Marx inspireerde bedrijfskunde
‘Marx was de eerste die neerdaalde uit zijn ivoren toren om heel platvloers op te schrijven wat in fabrieken gebeurde.’ Prof.dr. L.U. de Sitter prijst de bedrijfskundige kennis van Marx. ‘Hij is bij mijn weten de eerste geweest die minutieus heeft beschreven hoe een koets wordt gemaakt, een locomotief of een horloge.’
– Erwin van den Brink –
De auteur is redacteur van De Ingenieur.
Scheepswerktuigkundige ing. De Sitter, vlak na de oorlog opgeleid aan de Rotterdamse Machinistenschool, moest varen om zijn strepen te halen. ‘Ik ben me gaan interesseren voor bedrijfskunde door de manier waarop de rederij KNSM omging met het personeel. Toen ik eens in de machinekamer lampen van 40 Watt verving door lampen van 100 Watt omdat werken in het halfduister levensgevaarlijk is, kreeg ik naderhand op mijn donder van zo’n dorknoper, zo’n boekhoudertje. Dat zette me aan het denken.’
‘Ik wilde iets van werk en van organisatie te weten komen, dus ik ben sociologie gaan studeren. Bedrijfskunde bestond toen nog niet. Wel organisatiesociologie als bijvak, vlak voor je zou afstuderen.’
‘Ik studeerde af net voordat die linkse, marxistische upswing begon. Dat heb ik altijd kritisch bekeken. Niet dat ik niet links was hoor – was niet iedereen links in die tijd? Ik heb nog eens een artikel geschreven – ik denk dat ik de enige technicus ben die dat ooit heeft gedaan – in het literaire tijdschrift De Gids, tegen A. de Swaan, tegenwoordig een bedachtzaam columnist in NRC Handelsblad. Hij was in die periode echt een pure, opgewonden, oproerkraaiende marxist.’
‘De teneur van mijn artikel was dat die neo-marxisten, zoals het woord al zegt, geen marxisten waren. Ze waren neo, meer niet. Ik vond dat ikzelf daarentegen wel bepaalde, echt marxistische, opvattingen huldigde.’
Marx
‘De theoretische concepten van de neo-marxisten ware in feite in-burgerlijk want idealistisch: als ze de mensen nu maar konden verheffen zodat iedereen zou inzien hoe het onrecht in de Wereld in elkaar zat, zou het allemaal vanzelf wel goed komen. Die veronderstelling, dat de manier waarop we leven een rechtstreeks uitvloeisel is van ons denken – verbeter de Wereld, begin bij jezelf – vind ik intens burgerlijk. Dat is eerder Hegel dan Marx, eerder Plato dan Aristoteles. Ik dacht veel technischer, in structuren, zoals Marx zelf ook doet. In arbeidsstructuren, een zeer abstract begrip. Hoe een netwerk van relaties werkt en hoe dat een diepgaande invloed heeft op de keuzemogelijkheden en -onmogelijkheden die mensen hebben, op de ervaringen die ze opdoen, de oplossingen die ze zoeken.’
‘Daarom noemde ik me marxist in die zin dat als je zoekt naar de materiële grondslag, je die moet zoeken in wat de sociologie ‘structuren’ noemt, arbeidsstructuren. Een produktieorganisatie zag ik als socioloog in de context van arbeid. Daarbij is een machine, zoals Marx stelt, ‘gestolde arbeid’; wie of wat de arbeid verricht, doet er niet toe.’
‘Hoe komt het dat wij mensen organisaties het liefst zo ingewikkeld mogelijk maken in plaats van zo eenvoudig mogelijk? De functioneel geconcentreerde organisatiestructuur, waarbij alle min of meer gelijksoortige taken binnen één afdeling zijn gegroepeerd en een bedrijf een groot aantal strikt gescheiden afdelingen heeft, is de ingewikkeldste structuur die denkbaar is, met een enorm aantal relaties.’
‘Marx heeft dat goed verklaard. De klassieke bedrijfsfuncties in de industriële produktie stammen van de oude ambachten. Neem de bouw van koetsen zoals Marx die zo prachtig minutieus heeft beschreven. In het pre-industriële tijdperk had je leerbewerkers, houtbewerkers, metaalbewerkers. In de industriële produktiestructuur werden dat binnen de fabriek de leer-, hout- en metaalbewerkingsafdeling, omdat alleen binnen zulke functionele afdelingen de ambachtelijke, niet-geformaliseerde kennis bewaard kon blijven door ze over te dragen van generatie op generatie. Tegenwoordig is ‘oude’ kennis over materiaalbewerking allemaal vastgelegd en geformaliseerd, maar toch bestaat er binnen functionele afdelingen nog een hoop niet-geformaliseerde ‘nieuwe’ kennis, ongrijpbare collectieve ervaring.’
Ford en Taylor hebben vervolgens de bouw van een auto geanalyseerd en alle benodigde kennis formeel vastgelegd, zodat zij het voortbrengingsproces in heel veel kleine stappen konden verdelen die elk heel weinig kennis en ervaring vereisen: ze waren niet meer afhankelijk van de ervaring van ambachtslieden, ze konden elke arbeider ogenblikkelijk vervangen door een ander.
Arbeidsdeling
De sociotechniek die prof.ir. Jan In ’t Veld en De Sitter hebben beschreven, hekelt dan de vervreemding. Het individu heeft als zodanig part noch deel aan het gemaakte produkt, zijn bijdrage is niet te herleiden. Ook de korte cyclustijden (de dwangmatigheid en eentonigheid van het werk) is in feite een heel marxistisch thema.
De Sitter: ‘Kijk, Marx is zo beladen dat mensen er niet nuchter tegenover kunnen staan. Theoretisch heb ik niets van Marx geleerd, maar wat ik in Marx ontdekte, om precies te zijn in hoofdstuk 10 van Das Kapital, was zijn bedrijfskundige kennis. Hij is bij mijn weten de eerste geweest die minutieus heeft beschreven hoe een koets wordt gemaakt, een locomotief of een horloge. Hij was de eerste die neerdaalde uit zijn ivoren toren om heel platvloers op te schrijven wat in fabrieken gebeurde, door er naar toe te gaan en te kijken, heel goed te kijken, gewoon zijn ogen de kost te geven.’
‘Met die instelling van Marx identificeerde ik mij als arbeidssocioloog. Dat was voor mij ook niet zo moeilijk, want als machinist had ik oog voor machines als ik in fabrieken kwam – ik was daar niet bang voor. Een socioloog-van-huis-uit is wel bang voor machines, hij ziet die al gauw als iets negatiefs dat arbeid elimineert. Ik vind een machine juist een creatief produkt van de menselijke geest, een mooi iets. Ik hou van machines.’
‘Het argument klopt niet dat arbeid voor heel veel mensen niet zo leuk is omdat de arbeidsdeling en de organisatiestructuur efficiënt moeten zijn. Een vergaande arbeidsdeling is namelijk helemaal niet doelmatig. Ze leidt tot vervreemding en dus tot stress, frustratie, demotivatie, ziekteverzuim, lijdelijk verzet uitmondend in produktiefouten, afstemverliezen, wachttijden. Kortom tot grote inefficiëntie.’
Lean production
In de auto-industrie denkt men die manco’s te hebben verholpen met het organisatieconcept lean production. De Sitter: ‘Het blijft een moderne versie van de lopende band, waarbij echter de afstemverliezen en produktfouten worden geëlimineerd door het invoeren van een kadaverachtige arbeidsdiscipline. De meting van de resultaatverbetering van lean production heeft geen wetenschappelijke basis, omdat het niet wordt vergeleken met andere organisatiestructuren maar slechts met de klassieke massaproduktie, waarvan het slechts een variant is.’
Het concept dat Volvo eens toepaste, waarbij een team van technici samen een complete auto bouwt op één plek waar alle onderdelen naartoe worden gebracht, wordt volgens de Sitter door de voorstanders van lean production slechts bekritiseerd en niet geanalyseerd.
De Sitter: ‘De veronderstelling dat je die afstemverliezen en wachttijden langs zoiets als een lopende band kunt uitbannen is de ontkenning van het wezen van arbeid: een arbeidshandeling, hoe precies geregeld ook, is geen tweede keer exact hetzelfde. Mensen zijn geen machines. Lean production gaat er vanuit dat een proces in alle opzichten constant kan zijn. Dat is een illusie. Dat wordt bewezen door het feit dat industriële robots veel minder worden toegepast dan men tien jaar geleden voorzag: er blijven toch allerlei variaties in de omstandigheden die robots niet aankunnen.’
Om het initiatief, de talenten en de creativiteit van het personeel tot bloei te laten komen, moeten produktieprocessen drastisch veranderen. De Sitter noemt dat Human Resources Mobilization, een parafrase op HMR, Humans Resources Management. De sociotechniek beschrijft die benodigde veranderingen. Business Proces Reengineering of Redesign is een Amerikaanse managementhype die vrijwel hetzelfde beoogt als de sociotechniek: het herontwerpen van bedrijfsprocessen.
De sociotechniek heeft volgens De Sitter een praktisch bruikbaar instrumentarium, gereedschap om het in de praktijk toe te passen, terwijl De bijl aan de wortel, Hammer’s en Champy’s boek over BPR, net zoals andere goeroeliteratuur, blijft steken in sweeping statements. Hebben anderzijds de sociotechnici vergeleken bij Michael Hammer niet wat weinig aan de weg getimmerd? De kennis is er kennelijk, maar zij slaat niet neer in de bedrijven.
De Sitter: ‘In ’t Veld en ik dachten dat de logica van ons werk zo evident was, de analyse zo voor de hand liggend dat de stichting NKWO (Nederlandse stichting voor Kwaliteit, Werk en Organisatie) die wij oprichtten ter verbreiding van onze bedrijfskundige kennis zichzelf na uiterlijk tien jaar weer zou kunnen opheffen.’
Dat is tegengevallen. ‘Maar’, aldus De Sitter, ‘sinds wij begin jaren tachtig systematisch die kennis naar bedrijven zijn gaan uitdragen, is er toch veel veranderd. Alle veranderingsprocessen die nu plaatshebben in de industrie en in de kantooromgeving gaan niet langer in de richting van nog verdere arbeidsdeling, niet meer in de richting van verder functionalisering, maar in de richting van minder arbeidsdeling, minder functionalisering.’
De Sitter, prof.dr. L.U. (m.m.v. drs. J.L.G. Naber en ir. F.O. Verschuur), Synergetisch produceren. Human Resources Mobilisation in de produktie: een inleiding in de structuurbouw; Van Gorcum & Comp, Assen 1994; 420 blz., f 79,50; ISBN 90 232 2862 6.
(BIJSCHRIFTEN)
(BIJ OPENINGSFOTO: PORTRET)
Prof.dr. L.U. de Sitter, samen met prof.ir. J. In ’t Veld de naoorlogse grondlegger van de moderne bedrijfskunde in Nederland.
(Foto’s: ’t Sticht, Utrecht
(QUOTE BIJ PORTRET)
‘Ik vind een machine juist een creatief produkt van de menselijke geest, een mooi iets. Ik hou van machines’
(KADER, IN BEGIN VAN ARTIKEL)
De Sitter op symposium
Op 9 mei 1996, van 19.00-22.00 uur, heeft in Den Haag een klein symposium plaats met de titel ‘Organiseren zonder bazen, over structuur, gedrag en prestaties’. Prof.dr. L.U. (Ulbo) de Sitter is daar de voornaamste spreker. De Sitter is samen met prof.ir. J. In ’t Veld de naoorlogse grondlegger van de moderne bedrijfskunde in Nederland. Zijn laatste boek, Synergetisch Produceren, is het afgelopen jaar door de Orde van Organisatie Adviseurs (OOA) uitgeroepen tot Boek van het Jaar op het gebied van de organisatiekunde. Het boek is een standaardwerk op het gebied van de sociotechniek die zich onder meer richt op het vereenvoudigen van bedrijfsprocessen, waardoor de mogelijkheden voor menselijke inbreng worden vergroot.
Het symposium is een initiatief van KIvI Bedrijfskunde West, NIRIA Bedrijfskunde en de Haagse Hogeschool. Wie het symposium wil bijwonen moet zich wenden tot NIRIA Congresbureau, Diana Pronk, tel (070) 352 12 21. Deelname kost f 75 voor leden van KIvI en NIRIA en f 125 voor niet-leden.