Twee onderwerpen in #Buitenhof sprongen er voor mij afgelopen zondag uit. Het gesprek met Frederieke Leeflang, voorzitter van de Nederlandse Publieke Omroep, en dat met Izzeldin Abuelaish, een Palestijnse arts die drie dochters verloor door een Israëlische aanval en toch pleit voor dialoog over vrede en die tegen haat jegens Israël gekant is. Hoe een mens boven zichzelf kan uitstijgen.
Het ene was ongeloofwaardig en het andere des te meer geloofwaardig. Beide onderwerpen pleiten voor een programma zoals Buitenhof omdat ze laten zien hoe de wereld in elkaar steekt.
Mevrouw Leeflang blijkt een voormalige ‘zuidas-advocaat’ te zijn en dat maakt haar per definitie al ongeloofwaardig want waarom wordt zo’n iemand voorzitter van de publieke omroep. Waarom niet iemand die werkelijk heeft bewezen ‘omroep-engagement’ te hebben zoals bijvoorbeeld Jan Slagter die Omroep Max oprichtte?
Interviewer Twan Huys testte haar geloofwaardigheid heel eventjes toen hij stelde dat gedrukte media zich via het Internet ook op het terrein van de omroep begeven met productie van beeld en geluid (podcasts en vlogs) en daarmee bijdragen aan die zo noodzakelijke levensbeschouwelijke politieke pluriformiteit in de audiovisuele (omroep-)media. Daar ging mevrouw Leeflang niet op in.
Toch is dat de meest wezenlijk vraag die op dit moment speelt ten aanzien van de publieke omroep: Wat is nog het maatschappelijke bestaansrecht van de NPO. Zou de democratie ophouden te bestaan? Of zouden we eindigen met een monopolistisch medialandschap waarin geen afwijkende meningen meer te horen zijn? Iedereen kan immers een eigen online mediakanaal beginnen en proberen daarvoor medestanders te vinden. Vroeger kon dat niet: de ether had een beperkte bandbreedte.
Het lijkt mij dat er wel een belangrijke taak ligt voor de overheid om te waken over een medialandschap waarin verschillende opvattingen bestaan. Ook nu er een digitale eindeloze bandbreedte is. Maar daar houdt de noodzaak tot overheidsregulering op. Die regelgeving is ontstaan in een tijd waarin de ruimte om uit te zenden heel beperkt was: via de ‘ether-technologie’. De digitale ‘ether’ is eindeloos groot.
Net als in de van origine papieren uitgeefwereld kunnen bedrijven met diepe zakken meer publiek bereiken. Maar we kunnen wetten maken om marktdominantie tegen te gaan en wetten maken om waardevolle media-initiatieven te subsidiëren, zoals het Filmfonds filmproducties meefinanciert. Daar is geen bureaucratische moloch zoals het omroepbestel voor nodig. Het concept van beperkende zendmachtigingen is volkomen achterhaald door de digitale werkelijkheid die grenzeloos is.
Waar het om gaat is dat zo’n uitzending als die van het vraaggesprek met de arts Izzeldin Abuelaish ook gemaakt kan blijven worden zonder een omroepbestel en een NPO. Dat zou nou eens werkelijk vernieuwend zijn. In plaats van die zich al jaren voortslepende achterhoedediscussie over wat aan te vangen met het Omroepbestel.