OPBOUW VAN INTERNET UITGELEGD + SURFNET, NLNET, INGENIEURSNETWERK + BENODIGDHEDEN VOOR TOEGANG + KOSTEN VAN VERSCHILLENDE AANSLUITINGEN
Structuur van het Internet
Het Internet op: wie, wat, waar en hoe?
Er is een aantal mogelijkheden om toegang te krijgen tot Internet. De Ingenieur legt uit hoe de structuur van het Net in elkaar zit en zet de verschillende mogelijkheden op een rijtje. En niet onbelangrijk: wat kost het?
– Erwin van den Brink –
De auteur is redacteur van De Ingenieur.
Het Internet is in tegenstelling tot wat velen denken niet het enige alomvattende computernetwerk. Het onderscheidt zich niet fysiek van andere netwerken. Het maakt gebruik van bestaande PTT-lijnen en in een enkel geval van speciale datalijnen. Zo zijn er meer wereldwijde netwerken. Als we in een telecommunicatiekabel konden kijken om computerberichtenverkeer te zien, zouden we daar berichten van allerlei netwerken achter en naast elkaar doorheen kunnen zien flitsen. Alleen aan de verpakking, het protocol, zouden we kunnen zien ‘door welk netwerk een bericht reist’.
Internet-verkeer reist in de TCP/IP-verpakking (Transfer Control Protocol/Internet Protocol). Behalve het Internet zijn er andere, soortgelijke netwerken, maar die werken met andere protocollen: Bitnet in de VS en in Europa Terena (Trans European Research and Education Networking Association, voorheen EARN, European Advanced Research Network). Wereldwijd zijn er FidoNet en CompuServe en MemoCom. Tussen deze netwerken lopen echter dwarsverbindingen in de vorm van ‘vertaalcomputers’ die het overzetten van berichten naar TCP/IP-netwerken en vice versa mogelijk maken. Het superlatief dat hiervoor is bedacht is ‘de matrix’. Toegang tot het Internet is dus ook te verkrijgen via een commerciële netwerkdienst zoals CompuServe.
Er zijn ook netwerken die over de matrix heen liggen doordat ze meer of alle protocollen naast elkaar gebruiken, zoals Usenet, dat bekend staat als de interactieve Internetkrant met zijn duizenden nieuwsgroepen en discussielijsten waarin iedereen berichten kan lezen en schrijven. Usenet gebruikt TCP/IP-, UUCP- en X25-verbindingen. UUCP staat voor Unix to Unix CoPy. Unix werd in de jaren zeventig ontwikkeld door de AT&T Bell-laboratories. Het was het eerste ‘open systeem’: het maakte informeel computergebruik via het telefoonnet mogelijk.
Een X.25-verbinding is een PTT-lijn voor dataverkeer. Evenmin als het Internet is Usenet een organisatie – de andere netten zijn dat wel. Steve Daniel en Tom Truscutt ontwierpen het programma dat Usenet bestuurt en dat nadien zijn weg vond over de hele Wereld.
Leveranciers
Het Internet kent geen juridische eigendomstructuur, maar wel een juridische beheerstructuur: een internationale vereniging, de Internet Society. Die stelt zich ten doel de technologie te beheren en verder te ontwikkelen als wereldstandaard. De belangrijke samenstellende delen, de nationale en internationale universitaire researchnetwerken, hebben wel een juridische eigendom- en beheerstructuur, maar zij verwerken doorgaans niet alleen TCP/IP-verkeer.
Het universitaire researchnetwerk in Nederland is Surfnet (oorspronkelijk Samenwerkende Universitaire Reken Faciliteiten), dat heel actief is als leverancier (provider) van aansluiting op het Internet. Surfnet heeft naast TCP/IP-verbindingen ook X.25-verbindingen. Er zijn vooral kennisinstellingen en -bedrijven op aangesloten (met name universiteiten en onderzoekinstellingen, maar ook uitgeverijen). Ook NLnet is een grote leverancier. Hierop zijn veel particuliere bedrijven (ongeveer 1200) aangesloten. NLnet werkt met TCP/IP en UUCP. In tegenstelling tot Surfnet sluit NLnet ook particulieren aan. Surfnet BV is voor 49 % eigendom van de PTT en voor 51 % van de Stichting Surf. Voor de particuliere markt gaat de PTT via dochter Unisource het Internet aanbieden; aanvankelijk zal dat via Surfnet gaan.
Allerlei kleine non-profit Internetleveranciers zijn doorgaans wederverkoper van een faciliteit die door NLnet wordt beheerd. Surfnet en NLnet maken op hun beurt deel uit van Europese netwerken. Ook die gebruiken meer protocollen. Ebone, ontstaan in 1992, koppelt een aantal TCP/IP-netwerken, maar de betekenis is afgenomen met de komst van EuropaNet (zowel TCP/IP als X.25). EuropaNet wordt geëxploiteerd door Dante Ltd. (Delivery of Advanced Network Technology to Europe). Dante is eigendom van een aantal Europese researchnetwerken, waaronder Surfnet.
Evenzo maakt NLnet deel uit van EUnet (European Unix Network). NLnet en EUnet maken gebruik van zowel het IP-, als het UUCP-protocol. Er zijn in Nederland momenteel dus eigenlijk twee parallelle Internetten: Surfnet en NLnet. Deze twee zijn zowel onderling gekoppeld als verbonden met het datanet van de PTT, die zelf via Unisource de Internetmarkt opgaat evenals softwarebedrijven zoals Unisys en IBM. Dank zij het groeiend aantal aanbieders kan elke gebruiker straks tegen lokaal gesprekstarief het Net op.
Ingenieursnetwerk
De keuze van de niet-particulier tussen een Surfnet- of NLnet-aansluiting wordt naast de Internetfaciliteiten en -kosten natuurlijk bepaald door de diensten die deze organisaties binnen hun eigen netwerk aanbieden. NLnet legt daarbij de nadruk op de prijsstelling van de verschillende verbindingsmodaliteiten, de zogenoemde connectiviteit (zie Kader ‘Verbindingen’). Het netwerkverkeer dat de klant genereert, wordt op basis van het volume afgerekend. (Het verkeer binnen NLnet en de aangesloten wederverkopers is gratis.) Dat is logisch omdat NLnet zich richt op zakelijk berichtenverkeer. CompuServe richt zich ook op de zakelijke gebruiker: dit bedrijf biedt in zijn netwerk veel commercile, financieel-economische informatie in de vorm van eigen en aangesloten databanken (tegen betaling toegankelijk).
Surfnet richt zich veel meer op onderwijs en wetenschapsbeoefening. Aangesloten instellingen betalen naar rato van hun personele omvang en de grootte van de verbinding een vast bedrag per jaar.
Nu zijn ingenieurs wel geïnteresseerd in wetenschappelijke kennis, maar dan dient het doorgaans wel technische kennis te zijn. De ingenieur is vaak iemand die werkt in een kleine maar innovatieve onderneming: iemand met behoefte aan kennis, maar met weinig geld en tijd. Op die behoefte spelen het KIvI en NIRIA in met de ontwikkeling van het Ingenieursnetwerk. Het biedt een besloten discussielijst waarop leden van de ingenieursverenigingen vragen aan en mededelingen voor elkaar kunnen achterlaten en waarop voor ingenieurs relevante informatie uit het Internet wordt gezet (evenals Surfnet dat voor wetenschappers in het algemeen doet).
Gopher en WWW
Wie op het Internet zelf wil werken, doet dit via het zogenaamde cliënt-servermechanisme. Met een cliëntprogramma op het eigen systeem (meestal de eigen pc) legt de gebruiker contact met serverprogramma’s die ergens op het Internet actief zijn, bijvoorbeeld in de computer van de leverancier, maar ook elders.
Er zijn listservers die discussielijsten bevatten en bijhouden waarin groepen mensen mededelingen voor elkaar achterlaten. Er zijn mailservers die E-mail sorteren en distribueren. Daarnaast zijn er servers die informatie over allerlei onderwerpen bevatten.
Er zijn daarin verschillende typen, zoals telnet- of FTP-servers (File Transfer Protocol). FTP is de manier waarop die server de informatie aanbiedt: in dit geval kun je die naar je toehalen (downloaden). In telnet-servers kun je informatie alleen bekijken. Omdat er over de hele Wereld duizenden FTP-servers zijn, ontwikkelden medewerkers van de McGill-universiteit in Montreal het programma Archie. Archieservers houden een lijst bij van alles wat FTP-servers ‘in de buurt’ te bieden hebben. Enkele van de tientallen archieservers in de Wereld houden als een ‘gouden gids voor de hele Wereld’ alle informatie bij van alle FTP-servers. Om archieservers te kunnen benaderen heeft de Internetgebruiker een archiecliënt-programma nodig op zijn computer.
De gebruiker moet echter elk stukje informatie eigenhandig, door het intoetsen van een commando, benaderen. Het zou veel handiger zijn als er een programma is dat dit voor je doet. Gopher is zo’n programma, ontstaan als campusinformatiesysteem op de universiteit van Minnesota. Gopher presenteert menu’s. Door een keuze te maken wordt automatisch verbinding gemaakt met de machine waar de gekozen informatie is te vinden. Het is een zogenaamde overkoepelende navigatiedienst. Er kunnen archieservers mee benaderd worden of netwerknieuws worden gelezen. Alle Internetactiviteiten zijn uit te voeren via Gopher.
Dat geldt ook voor de nieuwste navigatiedienst World Wide Web, WWW of W3. Alleen worden verbindingen niet gelegd via menukeuzen, maar via zogenaamde hypertextlinks, markeringen in tekst van inhoudsopgaven, maar ook in de uiteindelijke tekst/illustratiebestanden.
Homepages zoals het KIvI, NIRIA en De Ingenieur die op WWW hebben staan, zijn in feite een mooie grafische presentatie op het beeldscherm van de eigen diensten. Door de markeringen op het beeldscherm met de cursor (doorgaans bestuurd via een muis) ‘aan te klikken’ wordt verbinding gelegd met een ander bestand. In veel WWW-pagina’s leg je door markeringen aan te klikken wisselende verbindingen met machines op de meest uiteenlopende plaatsen in de Wereld. De gebruiker merkt niets van het schakelen met een computer in de VS en een seconde later met één in Japan. Hij ziet alleen de informatie te voorschijn komen. Met WWW is het Net in feite kindvriendelijk geworden.
Literatuur
[1]Vanheste, J., Internet, gids voor wereldwijd netwerken; Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht, 1994; ISBN 90.27434.38.7.
[2]SURFnet Gids 94/95; uitgave van SURFnet BV, postbus 19035, 3501 DA Utrecht; ISBN 90.74719.01.5.
[3]Bang, S., e.a., Het complete Internet handboek; Uitgeverij Academic Service, Amsterdam; ISBN 90.39501.88.2.
Zie ook het omslagartikel op blz. 6 t/m 10 in dit nummer van De Ingenieur.
(KADER)
Toegang tot Internet
Om toegang te krijgen tot het Internet zijn nodig:
- Hardware. Een computer met ten minste een 486-processor is aan te raden. Voor het meest eenvoudige berichtenverkeer, E-mail, is bij voorkeur een 2400 baud modem nodig. Koop het snelst denkbare modem dat u zich kunt veroorloven. Zo is 14 400 baud al heel normaal, en binnenkort 28 800. Hetzelfde geldt voor een harde schijf: 1 gigabyte opslagruimte of meer is, zeker voor bedrijfsmatige toepassingen, aan te raden. Voor een particulier is 100 Mb voldoende.
- Software (elke goede provider helpt u daar aan). Een telecommunicatieprogramma; Zmodem wordt veel gebruikt. TCP/IP-software; een versie die een Slip- of PPP-verbinding (uw computer wordt dan zelf onderdeel van het Internet) kan maken is voor de frequente gebruiker te verkiezen boven die voor een eenvoudiger log-inverbinding (u werkt na het intoetsen van een password vanaf de computer van uw provider). Ten slotte een Internetadres.
Voor allerhande adviezen kan men zich wenden tot: Tunix Open System Consultants, advisering en opleiding in Unix systeem- en netwerkbeheer, Internettrainingen en -configuraties, postbus 31070, 6503 CB Nijmegen, tel. (080) 52 88 91, fax (080) 54 00 90, E-mail: info@tunix.kun.nl.
Leden van het KIvI en NIRIA kunnen het Internet op via een aansluiting op het Ingenieursnetwerk. Op dit BBS kunnen zij een uitgebreide literatuurlijst van Internetpublikaties ophalen. Over de netwerkfaciliteiten van KIvI en NIRIA heeft ir. Maarten Woerlee uitvoerig bericht in De Ingenieur van 8 februari 1995 (nr. 2, blz. 39). Leden zonder aansluiting kunnen bij NIRIA een aanmeldingskaart aanvragen: NIRIA-bureau, postbus 84220, 2508 AE Den Haag, tel. (070) 352 21 41, fax (070) 352 12 21, E-mail: NIRIA@Technet.IAF.NL.
De grote Nederlandse leveranciers van aansluiting zijn: NLnet, Kruislaan 419, 1098 VA Amsterdam, tel. (020) 663 93 66, fax (020) 665 53 11, E-mail: info@nl.net; en Surfnet, postbus 19035, 3501 DA Utrecht, tel. (030) 31 02 90, fax (030) 34 09 03, E-mail: admin@surfnet.nl. Ook Unisys levert aansluiting: postbus 22560, 1100 DD Amsterdam, tel. (020) 565 75 85, fax (020) 697 77 55.
De twee grootste Amerikaanse leveranciers van commerciële (niet-publieke) wereldnetwerken met betalende abonnees die specifieke informatiediensten verzorgen en toegang geven tot het publieke Internet: America Online met 700 000 abonnnees (tel. +1 800 827 6364) en CompuServe met 1,5 miljoen abonnees (tel. +1 800 848 8199).
We noemen twee bedrijven met grote online databanken die direct via het Internet toegankelijk zijn (tegen aanzienlijke betaling): Mead Data exploiteert de Dow Jones Retrieval System (tel. +1 800 227 4908, telnet://nex.meaddata.co) en Dialog Information Systems (tel. +1 800 334 2564, telnet://dialog.com).
(KADER)
Verbindingen
Voorbeeld 1
Een particulier koopt een log-inabonnement bij NLnet. Informatie uit het Net moet eerst worden gekopieerd naar de computer van NLnet en vandaar via een communicatieprogramma zoals Zmodem of Kermit worden gedownloaded. Omslachtig. Voor dezelfde prijs biedt NLnet nu ook personal IP aan, waarmee de volledige Internetfunctionaliteit op de eigen pc ter beschikking staat.
De abonnee moet in de meeste gevallen interlokaal bellen naar het dichtstbijzijnde inbelpunt van de Internetleverancier. Dat kost tussen 18.00 uur en 8.00 uur 15 cent per 94 seconden = f 5,74 per uur. Het NLnet-abonnement kost f 15,- per maand. De NLnet-verbinding kost f 3,- per uur. Hij heeft 10 uur per maand verbinding in de avonduren. Kosten (bron: Tunix):
f 15,- abonnement;
f 30,- verbindingstijd;
f 57,40 telefoonkosten;
f 102,40 totaal per maand.
Voorbeeld 2
Een lid van NIRIA of KIvI sluit zich aan bij het Ingenieursnetwerk. Hij krijgt een log-inverbinding identiek aan die in voorbeeld 1. De log-inverbinding biedt de mogelijkheid van E-mail binnen en buiten het BBS en toegang tot het Internet. Uitgaande van 10 uur verbindingstijd, tegen interlokaal tarief, per maand zijn de kosten:
f 10,- E-mailabonnement;
f 25,- Internetabonnement;
geen kosten verbindingstijd (maximaal 2 uur verbinding per dag);
f 57,40 telefoonkosten;
f 92,40 totaal per maand.
KIvI en NIRIA leveren geen hardware, wel software en ondersteuning en die zijn eveneens gratis. De kans bestaat dat het E-mail- en Internetabonnement in de toekomst gratis worden.
Voorbeeld 3
De Unisys-kit: bestaat uit een pc (optioneel), software, modem en E-mailadres, een jaarabonnement, ondersteuning, installatie ter plekke en training; prijs met pc is f 3000,-, zonder f 845,-. Kosten (bron: Unisys):
eerste jaar geen kosten loginabonnement (daarna f 100,- per jaar);
f 40,- gebruikskosten (f 4,- x 10 uur);
f 57,40 telefoonkosten;
f 97,40 totaal per maand.
Voorbeeld 4
Bedrijf met een E-mailaansluiting bij NLnet. Uitgaande post bedraagt 5 MB per maand, inkomende post ook 5 MB; 10 MB verkeer over 9600 bps modem kost 4 uur. Kosten (bron: NLnet):
E-mailabonnement gratis sinds 1-1-95;
f 12,- aansluitingstijd NLnet;
f 47,12 gesprekskosten;
f 59,12 totaal per maand.
Voorbeeld 5
Een dial-up Slip- of PPP-verbinding (Slip = serial line protocol, PPP = point to point protocol). De eigen computer maakt zelf deel uit van het Internet, waardoor alle Netdiensten rechtstreeks gebruikt kunnen worden en ook stemverbinding kan worden gelegd met speciale apparatuur en programmatuur. Een aantal mensen in het bedrijf maakt 2 uur per dag, 20 dagen per maand gebruik van de verbinding. Interlokale telefoonkosten bij transmissie van tussen de 300 MB en 600 MB aan gegevens, buiten het NLnet. Kosten (bron:Tunix):
f 825 verkeersvolume gerelateerd NLnet abonnementstarief;
f 120 voor 40 uur aansluitingstijd à f 3,- per uur;
f 460 voor 40 uur interlokale telefoonkosten van f 11,48 per uur overdag;
f 1405 totaal per maand.
Voorbeeld 6
Een bedrijf in Nijmegen wil dat meer personen tegelijkertijd via het bedrijfsnetwerk het Net op kunnen. Huurlijn naar NLnet backbone in Nijmegen. Deze continu open verbinding maakt het ook mogelijk als bedrijf zelf een server met informatie op te zetten die anderen vanuit het Net kunnen benaderen. Netwerkverkeer bedraagt maximaal 1 Gb datatransmissie per maand buiten NLnet. Kosten (bron: NLnet/Tunix):
f 4000 entreegeld NLnet;
f 4900 PTT-entreegeld voor 64 kB-lijn;
f 8900 totaal eenmalig;
Variabele kosten:
f 1000 abonnement NLnet InterEUnet klasse 2;
f 643,50 lijnkosten NLnet;
f 649 PTT, lijnkosten
f 2292,50 totaal per maand.