WERELDWIJD TUSSEN DE 20 MILJOEN EN 45 MILJOEN GEBRUIKERS + TELEFONIE VIA INTERNET MOGELIJK + NIEUWSGROEPEN EN DISCUSSIELIJSTEN + ERVARINGEN VAN INGENIEURS MET INTERNET
Selectie van informatie is eerste vereiste
Het nut van Internet
Met behulp van de pc contact leggen met iedereen in de gehele Wereld. Internet maakt het mogelijk. Toch zijn de meningen over het wereldwijde netwerk verdeeld. ‘Je krijgt alleen antwoorden op nooit gestelde vragen’, oordeelt de één. ‘Een onschatbare bron van expertise’, meent de ander.
– Erwin van den Brink –
De auteur is redacteur van De Ingenieur.
Is het Internet het land van melk en honing in cyberspace? Nee. Het begint in rap tempo steeds meer te lijken op de gewone informatiemaatschappij: voor niets gaat de zon op. Naast het gratis of tegen betaling beschikbaar stellen van vastgelegde kennis, waaronder veel netwerksoftware, gaat het vooral om communicatie. Daardoor ontstaat ook kennis, al is die niet vastgelegd.
Over zulke kennis had prof.dr. P.H.M. Vervest, hoogleraar telecommunicatiemanagement aan de Erasmus Universiteit, het onlangs tijdens een symposium voor managers, georganiseerd door Siemens, toen hij zei dat ‘het copyright wordt afgeschaft’. Vervest: ‘Ik stel een vraag op het Internet en iemand reageert daarop. De essentie is: we kunnen nu niet meer praten over wie eigenaar is van kennis.’
Communiceren via het Internet is veel goedkoper dan internationaal telefoneren. Volgens Tunix Open System Consultants, een Nijmeegs adviesbureau op het gebied van systeem- en netwerkbeheer, variëren de kosten van honderd gulden per maand voor de kleine particulier tot ettelijke duizenden gulden per maand voor bedrijven.
Het KIvI en NIRIA bieden hun leden via hun bulletinboardsysteem (BBS) Ingenieursnetwerk E-mailfaciliteit en toegang tot het Internet. Volgens systeembeheerder Andries Ritsema halen het KIvI en NIRIA in toenemende mate voor ingenieurs relevante (gratis) software vanuit het Internet naar het eigen BBS toe, zodat de noodzaak voor aangesloten ingenieurs om zelf langdurig informatie op het Internet te zoeken wordt beperkt.
Daarnaast gaan kleine leveranciers zonder specifieke doelgroep bijvoorbeeld in zee met een groot computerbedrijf om het Net naar het grote publiek te brengen. Zo werkt Stichting Internet Access ofwel Internet Access Foundation (IAF) nu samen met Unisys, welk computerbedrijf de aansluitingen verkoopt in de vorm van een pakket bestaande uit hardware plus software.
Protocol
‘Alhoewel krakers wel degelijk actief zijn, vinden wij hier ook ouders die contact houden met hun in het buitenland studerende kinderen en kleine technologisch georiënteerde bedrijven die zonder de kennis die zij via het Internet vergaren het hoofd niet boven water zouden kunnen houden’, nuanceert voorzitter H.W. Klöpping van IAF het vrijgevochten imago van het Net.
Het is zo vrijgevochten omdat het niet als netwerk is ontworpen. Zijn samenstellende delen, de tienduizenden LAN’s (local area networks) hebben één ding gemeen: een TCP/IP-protocol als communicatiestandaard. Het Transfer Control Protocol/Internet Protocol sloeg wereldwijd aan als dè standaard om computers met elkaar te laten praten.
Behalve dit is de essentie van het Internet dat communicatie niet via directe, ‘exclusieve’ verbindingen loopt zoals in het telefoonverkeer, maar ‘meerijdt’ in grote verkeersstromen. Wie tot voor kort een commerciële databank zoals Dialog in de VS via het X.25-protocol van Unidata/Datanet 1 van de PTT wilde raadplegen, moest transatlantisch telefoneren. In de wereld van het Internet is dat een ongelofelijk ondoelmatig gebruik van bandbreedte. IP en X.25 zijn twee uitersten. IP is een uiterst summier protocol. Deze ‘software-enveloppe’ heeft net voldoende informatie om te kunnen zeggen waar een datapakket vandaan komt, waar het naar toe gaat, wat voor pakket het is en hoe groot het is. TCP is in feite een uitbreiding van het protocol met opties voor foutdetectie en -correctie. X.25 daarentegen omvat standaard een zeer gecompliceerd mechanisme voor foutenverwerking en handshaking (afspraken over aansluitingen of pakketbestelling). Die hoeveelheid ‘verpakkingsmateriaal’ of overhead slokt de bandbreedte van het communicatiekanaal op.
Bandbreedte
Zoals de exclusieve taxi naar het station relatief duur is en de trein vanwege zijn collectief gebruik goedkoop, zo is bij het ‘Internetten’ het bellen naar het dichtstbijzijnde inbelpunt van de provider, de leverancier die toegang geeft tot het Net, relatief duur, namelijk het (inter-)lokale PTT-gesprekstarief. Maar vanaf dat punt deelt men de kosten van de ‘informatiesnelweg’ met miljoenen anderen. ‘Bovendien halen wij regelmatig updates van public domain software naar ons toe en zetten die op onze eigen server in Utrecht waar onze abonnees die software kunnen ophalen. Dit zogenaamde ‘spiegelen‘ ontlast het Internet’, zegt ir. Ben Geerlings van Surfnet, een van de twee grote providers in ons land. Dit netwerk wordt met name gebruikt door universiteiten.
Het TCP/IP-netwerk van Surfnet werkt nu met lijnen van 64 kbit/s tot 34 Mbit/s. In 1996 komen er 155 Mbit/s-lijnen en later 1 Gbit/s-lijnen. Dat betekent dat er straks behalve statische gegevens ook veel gemakkelijker grote bestanden met bewegend beeld en geluid overheen gestuurd kunnen worden. Volgens prof. Vervest kan Surfnet 500 000 Nederlanders (iedereen in het hoger onderwijs) telefonie aanbieden tegen een fractie van het PTT-tarief.
Het Amerikaanse bedrijf Internet Phone doet dat al. Voor 49 dollar koop je er de software die stemgeluid comprimeert in datapakketjes van de normale ‘Internetafmeting’. Voor het leggen van een stemverbinding moeten twee Netgebruikers op een vooraf overeengekomen tijdstip via hun computer verbinding maken met een zogenoemde ‘babbelbox’ ergens in het Net. Tot nu toe werd via deze directe verbinding beeldschermtekst over en weer gestuurd, maar dat kan ook met stemgeluid. Iemand opbellen kan dus niet, maar als er eenmaal verbinding is, bedragen de kosten voor beide gebruikers – ongeacht hun onderlinge afstand – niet meer dan het plaatselijke telefoontarief! Volgens Vervest zal bandbreedte op den duur gratis worden: ‘De prijs om 1 Mbit informatie over een kilometer te vervoeren daalt jaarlijks met tientallen procenten.’
De geruisloze aanvaarding van het (kennelijk) beste communicatieprotocol TCP/IP is kenmerkend voor het zelforganiserende vermogen, evenals de ordelijke adrestoewijzing aan deelnemers en het beheer. Het Internet bewijst dat anarchie niet hoeft te leiden tot chaos.
Marketing
Er zijn alleen al op Surfnet nu ongeveer 100 000 Internetgebruikers, wereldwijd tussen de 20 miljoen en 45 miljoen. Tussen oktober 1993 en oktober 1994 verdubbelde het aantal aangesloten computers bijna, van 2 056 000 naar 3 864 000. Drie maanden later, in januari 1995, waren er al weer een miljoen aansluitingen bij en bleef de teller steken op 4 852 000 machines.
De versnellende aanwas komt doordat (pc-)applicaties steeds gebruiksvriendelijker worden. Geerlings: ‘Eerst moest je de netwerkadressen kennen om ergens te komen en moest je om op een plek te komen steeds zelf apart verbinding maken. Tegenwoordig zijn er menugestuurde navigatiediensten zoals Gopher en World Wide Web (WWW) die her en der in het Net op zogenaamde servers staan.’ Een server is op zichzelf ook een programma dat diensten aanbiedt, zoals het programma Gopher. Zulke diensten kun je gebruiken door de dichtstbijzijnde server te benaderen met een daarbij horend cliëntprogramma op je eigen pc.
Keerzijde van die openheid is dat beveiliging van berichtenverkeer tot nu toe een lage prioriteit heeft gehad. Maar de ontwikkeling van zogenaamde firewalls (computerprogramma’s die netwerken beveiligen tegen indringers) is voortvarend ter hand genomen nu ook bedrijven zich op het Internet gaan begeven.
Er zijn steeds meer bedrijven en instellingen die zich met een eigen server op het Net etaleren of anders via de server van een provider. Een bedrijf kan ook op zoek gaan naar klanten of partners door een boodschap te zetten in zogenaamde ‘discussielijsten’ of ‘nieuwsgroepen’. Iedereen die zich daarop ‘abonneert’ ontvangt alle berichten die anderen naar die lijst versturen. Omgekeerd komt elk bericht dat je naar deze lijst stuurt, automatisch terecht bij alle andere abonnees. Dit systeem wordt onder meer bestuurd door het wereldwijd gebruikte programma ListServ. Abonneren doe je met een ListServ-commando op je eigen computer.
Dit machtige direct-marketinginstrument kan zich echter ook tegen het bedrijf keren. Want het Internet beveiligt zichzelf vooralsnog met het beginsel ‘commercieel misbruik wordt gestraft’. Het Amerikaanse advocatenkantoor Canter & Siegel dat ongevraagd een advertentie plaatste in duizenden nieuwsgroepen van Usenet, de interactieve ‘krant’ van het Internet, kreeg van over de hele Wereld karrevrachten met woedende reacties, waardoor de computer van Internet Direct, de provider die Canter & Siegel gebruikten, herhaaldelijk crashte. Een prima marketinginstrument dus, al is het maar om de mate van ergernis over je reclameboodschap te meten.
Discussielijst
Er zijn nu al duizenden nieuwsgroepen en discussielijsten, maar dat kunnen er tien- of honderdduizenden worden. Surfnet bijvoorbeeld maakt voor aangeslotenen desgewenst discussielijsten aan. Als we Surfnet zouden vragen een discussielijst flooding-l@lnic.surfnet.nl aan te maken, kan iedereen die iets weet of wil weten over overstroming daar vragen en opmerkingen neerzetten. De annotatie ‘flooding-l@nic.surfnet.nl’ is gelijk aan die van E-mailadressen; ListServ is gebaseerd op E-mail. Het voordeel boven E-mail is dat snel en gemakkelijk informatie is te vinden over bestaande lijsten. ListServ kent bijvoorbeeld het commando list global, waarmee de gebruiker een overzicht van alle 4000 ListServ-lijsten krijgt toegestuurd, en new list voor een overzicht van nieuwe lijsten. ListServ tast daarvoor alle listservers in de hele Wereld af.
Geerlings: ‘Wij controleren of er geen lijst is die al zo heet. Of het een open of gesloten lijst moet worden.’ De directeuren van de universitaire rekencentra bijvoorbeeld hebben samen een gesloten lijst. Duidelijke naamgeving is essentieel. Een bioloog die wil discussiëren over het fruitvliegje zal de lijst de Latijnse naam van het fruitvliegje geven.
In het geval van Surfnet komt een discussielijst te staan in de computer van de Katholieke Universiteit te Nijmegen. Omdat duizenden mensen zich wereldwijd op een lijst kunnen abonneren, kunnen dergelijke discussies verzanden in een enorme tekstbrij die de abonnee dan in zijn postbus vindt; de ervaren gebruiker leert echter snel de zin van de onzin te scheiden.
Een nieuwsgroep is eigenlijk hetzelfde. Alleen worden de bijdragen dan niet naar de eigen postbus doorgestuurd, maar gebruikt onze pc programmatuur om de berichten op een centraal systeem te lezen. Het is in feite een combinatie van bulletinboard en discussielijst.
Selecteren
Volgens drs. Jeroen Vanheste, werkzaam bij Tunix Open System Consultants, is 80 % van de E-mailberichten binnen drie seconden waar ook ter Wereld gearriveerd en 95 % van de berichten binnen tien seconden. Dat is mede te danken aan het feit dat een van de krachtigste netwerkverbindingen tussen Europa en de VS vertrekt vanuit Amsterdam: de grote Dante-lijn, die het (wetenschappelijk georiënteerde) EuropaNet verbindt met het NSFnet van de National Science Foundation in de VS.
De snelheid, de lage prijs en het grote bereik trekken ook veel studenten aan. Studenten aan de Erasmus Universiteit Rotterdam leren nu via het Internet businessplannen te schrijven samen met studenten uit de VS en Japan.
Bij de TU Eindhoven is prof.dr.ir. Egbert-Jan Sol van de faculteit Technische Bedrijfkunde bezig het Net te promoten. Onder studenten is grote belangstelling voor telestuderen. De bibliothecaris van de TU, drs. C.T.J. Klijs, benadrukt in het universiteitsblad Cursor het belang van ontsluiting van de Internet-informatie op een bibliografisch verantwoorde wijze. ‘De eis dat literatuur gepubliceerd moet zijn, is cruciaal: daarmee geeft de auteur aan dat het om een eindprodukt gaat.’ De bibliotheek van de TU Eindhoven heeft Internettoegang via twintig pc’s, maar Klijs waarschuwt voor de inefficiëntie van het Internet, gezien vanuit bibliografisch standpunt.
Publicist Francisco van Jole schreef in de Volkskrant dat de zoeksystemen één ding gemeen hebben: ‘Driekwart van de resultaten is waardeloos. Niet alleen omdat er geen verbinding mee gemaakt kan worden, maar eveneens omdat het systeem een broertje dood heeft aan informatiewaarde. Ze zoeken niet overal en bestrijken allemaal grotendeels hetzelfde gebied. In de VS zijn mensen die zich aanbieden als informatievergaarders. Ze verdienen honderden dollar per uur. De waarde van het dagelijks gebruik van het Internet schuilt vooral in het verkrijgen van antwoorden op nooit gestelde vragen. Het is enigszins te vergelijken met het plezier van het door een encyclopedie bladeren en opdoen van willekeurige kennis.’
Ir. Ben Geerlings: ‘Ik vind dat overdreven pessimistisch. Je moet er iemand voor vrijstellen, een bibliothecaris, documentalist.’ Dat beaamt drs. Jeroen Vanheste: ‘Je hebt een cybrarian nodig, een librarian die werkt in cyberspace. De rubricering is redelijk chaotisch. Er is geen universeel systeem om onderwerpen, vakgebieden te classificeren.’ Geerlings: ‘Je kunt ook achter informatie komen door een vraag achter te laten in discussielijsten.’
‘De crux is om goede selectiemechanismen voor aangeboden informatie te ontwikkelen’, zei prof.dr.ir. Cobben, werkzaam bij Coopers Lybrand, tijdens het Siemenssymposium. ‘In mijn elektronische postvakje staat vaak zo veel onzin dat ik per ongeluk ook dat ene berichtje verwijder dat ik wèl had willen lezen; jammer dan. De hoeveelheid E-mail was in mijn kringen aanvankelijk niet te filmen. Nu neemt het af. De behoefte aan bandbreedte neemt dus ook af. Er is een mismatch tussen vraag en aanbod. Al het gepraat over informatietechnologie is een hoop geschreeuw en weinig wol. Een hoop windowdressing.’
Toch bevinden zich 16 miljoen Amerikanen gemiddeld 18 uur per maand op het Internet. En dus vindt G.N. Hughes, president van AT&T Transmission Systems (hij sprak op 30 november 1994 tijdens de Technologielezing in de Nieuwe Kerk te Den Haag) dat het Internet de wegbereider is voor de information highway die de regering Clinton heeft aangekondigd. Hughes noemt de gebruikers ‘internauten’.
De Universiteit Twente zendt rond deze tijd twee lezingen over de elektronische snelweg ‘integraal’ – dat wil zeggen in bewegend beeld en geluid – uit op het Internet. Nu nog kunnen slechts enkele pc-bezitters met een zeer breedbandige verbinding zulke informatie ontvangen. Ze zijn net zo bevoorrecht als de astronauten die de ruimte bereikten. Maar ook deze multimediale cyberspace zal bij het huidige tempo van ontwikkeling binnen de kortste keren door miljoenen worden bevolkt.
Zie ook het artikel ‘Het Internet op: wie, wat, waar en hoe’ op blz. 32 t/m 35 in dit nummer van ‘De Ingenieur’.
(KADER)
Ervaringen van ingenieurs
‘Discussie op het Internet is wat ongeorganiseerd en leent zich niet voor de formele ingenieurspraktijk, maar voor creatieve ontwerpers is het een onschatbare bron van expertise uit de hele Wereld’, laat Tim Craig, hoofd van de ontwerpafdeling van The Electronic Design Laboratory in Groot Brittannië, weten in reactie op een oproep van De Ingenieur in een reeks discussielijsten van het Internet waarin technici berichten uitwisselen.
Craig: ‘Als zelfstandig elektrotechnisch ontwerpbureau besteden we veel tijd aan onderzoek. Vroeger moesten we daarvoor tijdschriften en handboeken doornemen en soms ook naar experts toegaan. Een voorbeeld is dat het Internet ons heeft geholpen een aandrijfcircuit te ontwikkelen voor een industriële elektromotor. Ik schat dat de leercurve in dit geval is teruggebracht tot een kwart. We konden ons produkt eerder op de markt zetten.’
Mark Folsom, die via America Online reageert (het netwerk van de Amerikaanse regering), meent echter dat ‘veel mensen willen speculeren over dingen waar ze weinig vanaf weten zonder je te laten weten dat ze maar wat gissen. Slechts weinig mensen met solide informatie zijn bereid die met je te delen.’ Hij is de enige die uitgesproken negatief is over het Net.
Janine Kardokus, werkzaam bij Computech in Spokane (Washington) kreeg van ‘fellow techies’ een betere respons op vragen aangaande octrooien dan vanuit juridische discussielijsten.
David L. Elliott van het Institute for Systems Research van de Universiteit van Maryland haalde van de FTP-server (een gedeelte geheugen op een van de computers in het Net, dat diensten en informatie distribueert) van de Franse organisatie INRIA (Institut National de Recherche en Informatique et en Automatique) software om gegevens te bewerken over akoestische reacties van een metalen balk. Het beschikbaar komen van de (gratis) software was eerder aangekondigd op de lijst sci.engr.control. Een lijst is enigszins te vergelijken met een BBS waarin mensen mededelingen voor elkaar kunnen achterlaten.
(BIJSCHRIFTEN)
(BIJ OPENINGSDIA VAN DAME)
(Foto: Michel Wielick, Amsterdam)
(BIJ PORTRETDIA)
Ir. Ben Geerlings van Surfnet: ‘Eerst moest je de netwerkadressen kennen om ergens te komen en moest je steeds zelf apart verbinding maken, tegenwoordig zijn er menugestuurde navigatiediensten zoals Gopher en World Wide Web.’
(Foto: Michel Wielick, Amsterdam)
(BIJ PORTRETDIA)
Drs. Jeroen Vanheste, Tunix Open System Consultants: om uit de voeten te kunnen met de informatie die Internet biedt, heb je een ‘cybrarian’ nodig, een librarian die werkt in cyberspace.
(Foto: Michel Wielick, Amsterdam)
(BIJ DIGITAAL BEELD)
Ir. Ben Geerlings van Surfnet, van huis uit landbouwingenieur, haalde van een Amerikaanse Internetserver een ‘kikker-snijpracticum’. Door het programma naar zich toe te halen kan een student via muisbesturing een kikker leren ontleden. Het interactieve programma bestaat uit bewegend beeld met geluid.